NEDERLANDS
30
De kabel wordt langs de kabelgeleiding (4) binnen geleid.
5
3
Wikkel de kabel ten minste 3 keer om de spil (2 of 3) en (hoe meer omwikke-
lingen hoe hoger het trekvermogen) voer deze vervolgens door de veiligheids-
kabelgeleiding (5) in een hoek van 90° naar buiten. Houd de kabel strak zodat
deze niet verstrikt raakt.
De te trekken kabel is - bij voorkeur met een
verbindingsonderdeel met rotatiecompen-
satie - verbonden met de trekkabel.
Schakel de motor in en begin met het trekken.
De bedienende persoon staat met voldoende veiligheidsafstand naast de
kabeltreklier en trekt de kabel met weinig kracht in een hoek van 90° ten
opzichte van de trekrichting over de veiligheidskabelgeleiding.
De kracht moet zo sterk zijn dat de gewenste doorvoersnelheid wordt
bereikt, niet sterker. Zeer krachtig trekken verhoogt de trekracht van de
kabeltreklier niet!
Als de trekkabel op de rol doorglijdt, kan dit worden tegengegaan door
krachtiger te trekken of 1-2 extra wikkelingen van de kabel.
RUNPOTEC beveelt vanwege de ideale wikkelfactor trekkabels van
polyester Ø 10 mm aan.
Alle afbeeldingen zijn illustratief. Wijzigingen en drukfouten voorbehouden.
STRONGEST CABLE PULLING
4
4
De motor met de groene knop
inschakelen en de rode knop
uitschakelen.
WWW.RUNPOTEC.COM
5
2