23. Als de werkruimte bijzonder heet en vochtig is,
of sterk vervuild is met geleidend stof, gebruik
dan een kortsluitonderbreker (30 mA) om de vei-
ligheid van de gebruiker te garanderen.
24. Gebruik het gereedschap niet op materiaal dat
asbest bevat.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
WAARSCHUWING:
Laat u NIET misleiden door een vals gevoel van com-
fort en bekendheid met het gereedschap (na veelvul-
dig gebruik) en neem alle veiligheidsvoorschriften
van het betreffende gereedschap altijd strikt in acht.
VERKEERD GEBRUIK of het niet naleven van de vei-
ligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing
kan leiden tot ernstige verwondingen.
BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens func-
ties op het gereedschap af te stellen of te controleren.
Asvergrendeling (Fig. 1)
LET OP:
• Druk de asvergrendeling nooit in terwijl de as nog
draait. Hierdoor kan het gereedschap beschadigd
raken.
Wanneer u accessoires installeert of verwijdert, moet u
de asvergrendeling indrukken om te voorkomen dat de
as kan draaien.
Trekschakelaar (Fig. 2)
LET OP:
• Alvorens het gereedschap op het stopcontact aan te
sluiten, dient u altijd te controleren of de trekschakelaar
behoorlijk werkt en bij loslaten onmiddelijk naar de
"OFF" positie terugkeert.
Om het gereedschap te starten, gewoon de trekschake-
laar indruken. Hoe dieper de trekschakelaar wordt inge-
drukt, hoe sneller het gereedschap draait.
Om het gereedschap te stoppen, de trekschakelaar los-
laten. Voor doorlopend gebruik, druk de trekschakelaar
in en druk vervolgens de vergrendelknop in.
Om het gereedschap vanuit deze vergrendelde stand te
stoppen, de trekschakelaar volledig indrukken en deze
dan loslaten.
Toerentalregelknop (Fig. 3)
U kunt de draaisnelheid veranderen door de toerentalre-
gelknop te draaien en in te stellen op een cijfer van 1
tot 6 (6 wanneer de trekschakelaar volledig wordt inge-
drukt).
De snelheid verhoogt wanneer u de draaiknop in de rich-
ting van het cijfer 6 draait. De snelheid verlaagt wanneer
u deze in de richting van het cijfer 1 draait.
Zie de onderstaande tabel voor de verhouding tussen de
cijfers op de draaiknop en de approximatieve draaisnel-
heid.
Cijfer
1
2
3
4
5
6
006448
LET OP:
• De toerentalregelknop kan niet verder dan 6 en niet
verder terug dan 1 worden gedraaid. Forceer de draai-
knop niet voorbij 6 of 1, aangezien de toerentalregeling
dan niet meer juist zal werken.
• Indien het gereedschap doorlopend bij lage snelheid
wordt gebruikt, zal de motor overbelast en oververhit
worden.
Elektronische functie
Gereedschappen die voorzien zijn van de elektronische
functie, zijn gemakkelijk te bedienen omwille van de vol-
gende kenmerken.
Constante snelheidsregeling
Aangezien de draaisnelheid ook bij belaste werking con-
stant wordt gehouden, kunt u een nauwkeurige afwerking
krijgen.
Wanneer de toelaatbare belasting van het gereedschap
wordt overschreden, wordt de stroomtoevoer naar de
motor verminderd om oververhitting van de motor te
voorkomen. Het gereedschap zal weer werken zoals nor-
maal wanneer de belasting tot het toelaatbare niveau is
gedaald.
Functie voor zacht starten
De schok bij het starten wordt onderdrukt zodat het
gereedschap zacht start.
–1
min
(RPM)
1 500
1 700
2 000
2 500
3 300
4 000
25