VEILIGHEIDSINSTRUCTIES IN OVEREENSTEMMING MET DE RICHTLIJN 2014/34/EU - J-OT-ST ATEX
NL – VEILIGHEIDSINSTRUCTIES IN OVEREENSTEMMING MET DE RICHTLIJN 2014/34/EU - J-OT-ST ATEX
9. MECHANISCHE AFDICHTING
Het is mogelijk dat de mechanische afdichting beschadigd is en de vloeistof uit de pomp lekt; de gebruiker moet deze gebeurtenis
evalueren en de nodige voorzorgsmaatregelen treffen zodat de vloeistof niet in contact komt met de externe omgeving.
LET OP Inspecteer de afdichting bij ieder onderhoud aan de pomp en stop deze onmiddellijk in het geval van een lekkage.
De lekkende afdichting moet worden vervangen volgens de instructies vermeld in de handleiding "Instructies voor
gebruik en onderhoud" van de pomp. Er moeten originele Varisco-reserveonderdelen worden
De mechanische afdichting moet gesmeerd worden met een vloeistof - compatibel met de verpompte vloeistof - opgeslagen in
de speciale daartoe bestemde, bij de pomp geleverde, tank; aanbevolen wordt om, in geval van compatibiliteit motorolie SAE
10W-40 te gebruiken. Tussen de smeervloeistofhouder en de afdichtingsdrager bevindt zich een aftakking voor de aansluiting
van een temperatuursensor: dat wil zeggen dat de pomp is ingericht om de temperatuur van de afdichting te detecteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker:
- om de temperatuursensor aan te sluiten, als dit nodig is op basis van een risico-evaluatie van de integrator/installateur, op
een gecertificeerd temperatuurmeetinstrument in overeenstemming met de richtlijn 2014/34/EU (het instrument wordt niet
door Varisco geleverd);
- om periodiek te controleren of de smeervloeistoftank altijd vol is en deze zo nodig bij te vullen. In Afb. 1 wordt een schema
van het smeercircuit van de afdichting en de toepassing van het warmtegevoelige element weergegeven.
10. BEVEILIGINGSAPPARAAT BIJ DE UITLAAT VAN DE INSTALLATIE
Het is absoluut noodzakelijk om een drukbeperkingsregelaar stroomafwaarts van de pomp te installeren; deze moet zo dicht
mogelijk bij de pompuitlaat worden geplaatst, maar in elk geval vóór een eventueel aanwezige klep die de doorstroom kan
beperken. Dit component moet in overeenstemming zijn met de richtlijn 2014/68/EU (PED) in categorie IV als
veiligheidsvoorziening en in overeenstemming met de richtlijn 2014/34/EU.
LET OP De afwezigheid of niet-overeenstemming met de vereiste eigenschappen van de veiligheidsvoorziening voor
de drukbeperking maakt de vereisten voor veiligheid en bescherming tegen explosiegevaar van de pomp
De interventiedruk van dit apparaat moet zodanig zijn dat de pomp niet in werking kan treden wanneer het debiet gesloten is en in
ieder geval binnen het toegestane werkingsbereik. Aanbevolen wordt om het apparaat te kalibreren bij een 2÷5% hogere werkdruk
ten opzichte van de werkdruk. De werkdruk van dit apparaat moet worden afgeleid van de prestatiecurve van de pomp ten
opzichte van de gebruikte effectieve rotatiesnelheid.
LET OP Een verkeerde kalibratie van het apparaat voor de drukbeperking maakt de vereisten voor veiligheid en
bescherming tegen explosiegevaar van de pomp ongeldig.
11. COMPATIBILITEIT TUSSEN VERWERKTE VLOEISTOF EN MATERIALEN VAN DE POMP
De gebruiker moet altijd vloeistoffen verpompen die compatibel zijn met de constructiematerialen van de pomp. In dit verband
moet de chemische compatibiliteit worden gecontroleerd die bestaat tussen de procesvloeistof en de materialen van de pomp.
Tabellen die de mate van compatibiliteit tussen twee materialen leveren, zijn direct beschikbaar in de technische literatuur: van
"niet aan te bevelen" (d.w.z. wijziging van de kenmerken van één van de twee materialen) tot "uitstekend" (d.w.z. er zijn geen
significante wijzigingen in de kenmerken van één van de twee materialen). De materialen waarmee een pomp is gebouwd zijn
gedefinieerd in de bestellingsfase: neem bij twijfel contact op met Varisco S.r.l..
Het materiaal van de afdichtring op de achterafdichting gemonteerd waar de smeervloeistof is opgeslagen is altijd PTFE (Teflon®).
LET OP Het gebruik van de pomp met verpompte vloeistoffen die niet compatibel zijn met zijn componenten,
is verboden.
Het gebruik van de pomp in omgevingen waar vloeistoffen aanwezig zijn die niet compatibel zijn met zijn
componenten, is verboden.
12. WENTELLAGERS
De pompen kunnen gebouwd zijn met drie soorten wentellagers:
1. afgeschermde of waterdichte lagers (van het type 2RS of ZZ) die niet gesmeerd hoeven te worden. Indien deze lagers op
juiste wijze worden gebruikt, vereisen ze geen onderhoud gedurende de voor lagers voorziene levensduur. Voor de pompen
van het JP-assortiment, die dit type lagers gebruiken, is ongeveer elke 1500 werkuren vervanging noodzakelijk;
2. lagers die elke 500 werkuren gesmeerd moeten worden met lithiumvet op basis van minerale olie NILS HTF EP 3 (klasse
NLGI 3) of soortgelijk;
3. met olie gesmeerde lagers. De olie in de lagersteun mag niet onder het door de fabrikant vastgestelde niveau dalen.
Teneinde abnormale oververhittingen en/of breuken van de lagers te voorkomen, is de pomp uitgerust met één van de
volgende preventiemaatregelen:
- op de lagersteun is een niveauschakelaar aangebracht. Deze moet aangesloten worden op een controlepaneel die de voeding
van het aandrijvingssysteem van de pomp onderbreekt wanneer het olieniveau daalt onder het vooraf vastgestelde niveau;
- op de lagersteun is een temperatuursensor aangebracht voor de detectie van de oppervlaktetemperatuur ter hoogte van de
lager die het meest belast wordt. De sensor moet aangesloten worden op een controlepaneel die de voeding van het
aandrijvingssysteem van de pomp onderbreekt wanneer de temperatuur de in Tab. 4 vermelde waarden overschrijdt .
38
38
gebruikt.
ongeldig.