♦
Controleer of de netspanning overeenstemt met de spanning die op het plaatje met technische gegevens
van het lasapparaat is vermeld. Sluit een stekker aan die geschikt is voor het stroomverbruik I1 dat op het
typeplaatje is vermeld. Controleer of de geel/groene geleider van de voedingskabel aangesloten is op het
aardingscontact van de stekker.
♦
Als verlengsnoeren gebruikt worden, moeten de kabels een geschikte doorsnede hebben. Maak geen
gebruik van verlengsnoeren die meer dan 30 m lang zijn.
♦
Gebruik het apparaat uitsluitend als het is aangesloten op een elektriciteitsnet met aardingsgeleider.
Het gebruik van het apparaat dat is aangesloten op een elektriciteitsnet zonder aardingsgeleider of een
stopcontact zonder aardingscontact is een ernstige vorm van nalatigheid. De fabrikant acht zich niet
aansprakelijk voor persoonlijk letsel of materiële schade die hieruit kan voortvloeien. De gebruiker moet
regelmatig de perfecte werking van de aardingsgeleider van de installatie en het gebruikte apparaat laten
controleren.
3.2
Omgevings- en opslagvoorwaarden
Het apparaat mag uitsluitend op een geschikte, stevige en vlakke ondergrond in een gesloten ruimte worden
geïnstalleerd en bediend. De gebruiker moet nagaan of de vloer vlak en niet glad is en de werkplek voldoende is
verlicht. Het apparaat moet altijd veilig kunnen worden gebruikt. Het apparaat kan schade oplopen door bijzonder
grote hoeveelheden stof, zuren, gassen of bijtende stoffen. Vermijd de aanraking van het apparaat met grote
hoeveelheden rook, dampen, olienevel of slijpstof! Door onvoldoende ventilatie nemen de prestaties af en kan schade
aan het apparaat worden berokkend:
♦
Leef de aanbevolen omgevingsvoorwaarden na.
♦
Houd de in- en uitstroomopeningen van de koellucht open.
♦
Bewaar een minimumafstand van 0,5 m tot eventuele obstakels.
Temperatuurbereik onder werkomstandigheden -10°C tot +40°C, onder transport- en opslagomstandigheden -20°C
en +55°C. Relatieve luchtvochtigheid: tot 50% bij 40 °C, tot 90% bij 20 °C.
3.3
Gasflessen
Plaats de gasflessen stabiel op een stevige en vlakke ondergrond.
Borg de gasflessen tegen ongewenst omvallen: zet de veiligheidsriem aan de bovenkant van de gasfles vast.
Bevestig de veiligheidsriem nooit aan de hals van de gasfles.
Leef de veiligheidsnormen van de fabrikant van de gasfles na.
3.4
Algemene informatie
♦
Bewaar bij de inschakeling met een hoogfrequent ontstekingssysteem een afstand van minstens 30 cm
tussen de massakabel en de toortskabel, om ontladingen tussen de twee kabels te vermijden.
♦
De kabelbundel mag niet langer zijn dan 30 m. Begeef u nooit tussen de laskabels. Sluit de massakabel aan
op het stuk in bewerking dat zich het dichtst in de buurt van de las- of snijbrandzone bevindt.
♦
Zorg er bij toepassingen met meerdere lasbronnen voor dat tussen de kabelbundels van de verschillende
bronnen een afstand van minstens 30 cm wordt behouden.
♦
Bij toepassingen met meerdere lasbronnen, moet elke generator over een eigen aansluiting op het te lassen
stuk beschikken. De massa's van meerdere generatoren mogen nooit op elkaar worden aangesloten.
♦
Installeer en gebruik het apparaat uitsluitend in overeenstemming met de beveiligingsklasse die op het
typeplaatje is vermeld. Zorg er tijdens de installatie voor dat rondom het apparaat een ruimte van 1 m
vrijgehouden wordt, zodat de koellucht vrijuit kan aan- en afstromen.
♦
Het gebruik van niet-originele accessoires kan de correcte werking van de generator en eventueel de staat
van het systeem in gevaar brengen waarbij elke vorm van garantie en aansprakelijkheid van de fabrikant met
betrekking tot de lasgenerator vervalt.
66
GEVAAR
OPGELET
WAARSCHUWING
3300103/D
3301291