Page 0
MISTRAL
Gids voor de installateur
3.6.2. R
egeling Van de eindsChakelaaRs
Ga als volgt te werk om de eindschakelaars te regelen:
1.
Draai de bovenste bevestigingsschroef, fig. 19 ref. a, los en
haal het dekseltje weg, fig. 19 ref.b.
2.
Om de eindschakelaar voor sluiting FCC te regelen, draai aan
de stelschroef, fig. 20 ref. a: draai hem met de klok mee om
de slag van de steel te vergroten, of tegen de klok in om de
slag te verkleinen.
3.
Om de eindschakelaar voor opening FCA te regelen, draai
aan de stelschroef, fig. 21 ref. a: draai hem tegen de klok in
om de slag van de steel te vergroten, of met de klok mee om
de slag te verkleinen.
4.
Voer een paar testcycli uit om na te gaan of de eindschakelaar
correct geplaatst is. Als de eindschakelaar opnieuw moet wor-
den geregeld, herhaal de handelingen dan vanaf punt 2.
Plaats het dekseltje, fig. 19 ref. b, weer en span de bevestigin-
5.
gsschroef, fig. 19 ref. a, opnieuw.
3.7. INGEBRUIKSTELLING
alvorens ingrepen op de installatie of op de aandrijving te
verrichten moet de elektrische voeding worden afgekop-
peld.
Volg de punten 10, 11, 12, 13 en 14 van de ALGEMENE VEILIGHEI-
DSVOORSCHRIFTEN nauwgezet op.
Bereid de kanalen voor volgens de aanwijzingen van fig. 3, en maak
de elektrische aansluitingen van de elektronische apparatuur en
de gekozen accessoires.
Houd de voedingskabels gescheiden van de bedienings- en
veiligheidskabels (sleutelschakelaar, ontvanger, fotocellen enz.).
Gebruik aparte buizen, om elektrische storingen in de besturing-
seenheid te vermijden.
1.
Geef het systeem voeding en controleer de status van de leds
aan de hand van de tabel in de instructies van de elektroni-
sche apparatuur.
2.
Programmeer de elektronische apparatuur volgens uw eisen,
aan de hand van de bijbehorende instructies.
4. TEST VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM
•
Controleer zorgvuldig of het automatische systeem en alle acces-
soires die ermee verbonden zijn goed werken, en besteed vooral
aandacht aan de veiligheidsvoorzieningen.
•
Overhandig het boekje "Handleiding voor de gebruiker" en het
Onderhoudsblad aan de eindgebruiker.
•
Leg de gebruiker de werking van het automatische systeem en
de manier waarop het gebruikt moet worden, uit.
•
Laat de gebruiker zien in welke gebieden van het automatische
systeem mogelijk gevaar kan ontstaan.
5. HANDBEDIENDE WERKING
De omkeerbare modellen heeft geen ontgrendelingsmecha-
nisme. Om de vleugel met de hand te bewegen moet het
elektroslot worden losgehaald.
Controleer altijd, alvorens het elektroslot los te halen, of de
voeding naar de installatie is uitgeschakeld.
In het geval dat het automatische systeem met de hand moet
worden verplaatst, doordat de stroom is uitgevallen of doordat de
aandrijving niet goed werkt, dient u als volgt te handelen:
1.
Neem de elektrische voeding weg via de differentieelschake-
laar (ook als de stroom is uitgevallen).
2.
Schuif het beschermdeksel weg, fig.22/a.
3.
Steek de sleutel erin en draai hem 90°, fig.22/b.
4.
Til de bedieningshendel op, fig.22/c.
Om de aandrijving te ontgrendelen draait u de bedieningshen-
5.
del 180° in de richting van de pijl op het ontgrendelsysteem,
fig.22/d.
Voer de manoeuvre voor opening of sluiting van de vleugel
6.
met de hand uit.
Om de aandrijving op handbediening te houden moet het
ontgrendelsysteem beslist in de actuele positie blijven, en
mag de installatie niet elektrisch worden gevoed.
5.1. HERSTEL VAN DE NORMALE WERKING
Ga als volgt te werk om de normale werking te hervatten:
1.
Zorg ervoor dat de voeding naar installatie is uitgeschakeld.
2.
Draai het ontgrendelsysteem 180° tegen de richting van de
pijl in.
3.
Draai de ontgrendelsleutel 90° om en haal hem weg.
4.
Sluit de bedieningshendel en het beschermdeksel.
Geef de installatie voeding en voer een paar manoeuvres uit,
5.
om na te gaan of alle functies van het automatische systeem
correct zijn hersteld.
6. ONDERHOUD
Om een goede werking op de lange termijn en een constant vei-
ligheidsniveau te garanderen, moet ieder half jaar een algemene
controle op de installatie worden uitgevoerd, waarbij met name
aandacht aan de veiligheidsvoorzieningen moet worden besteed.
In het boekje "Gebruikersgids" is een formulier voorgedrukt om
ingrepen te registeren.
7. REPARATIE
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties
of andere ingrepen, en mag zich uitsluitend tot gekwalificeerd en
geautoriseerd GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-service-
centrum wenden.
8. LEVERBARE ACCESSOIRES
Zie de GENIUS-catalogus voor de verkrijgbare accessoires.
9. BIJZONDERE TOEPASSINGEN
Andere toepassingen dan die in deze handleiding zijn beschreven
zijn UITDRUKKELIJK VERBODEN.