Dit geldt niet voor indirect flitsen, bijv. bij gezwenkte reflector!
Voorbeeld:
U gebruikt ISO 100 en de brandpuntsafstand van het objectief bedraagt
50 mm. In Tabel 2 in het aanhangsel vindt u het voor deze combinatie gel-
dende richtgetal 40. Op de camera, c.q. het objectief kiest u bijv. diafrag-
ma 4. Met bovenstaande formule bepaalt u nu de reikwijdte van de flits:
richtgetal 40
Reikwijdte = — — — — — — — — — — — — — =10 m
diafragmawaarde 4
Voor flitsen met handinstelling M en vol vermogen betekent dat, dat het on-
derwerp zich op 10 m afstand moet bevinden om een correcte belichting te
krijgen.
Voor de TTL-flitsfunctie betekent dat, dat het onderwerp zich maximaal op
10 m afstand mag bevinden. Om de elektronica in de camera echter vol-
doende speelruimte te geven moet het onderwerp zich op een afstand van
tussen 40 % en 60 % van de berekende reikwijdte bevinden. In bovenstaand
voorbeeld komt dat overeen met een afstand van 4 m tot 6 m tot het onder-
werp. Voor dichtbijopnamen moet u er op letten, minstens een afstand van
10 % van de berekende reikwijdte aan te houden. In het bovenstaande voor-
beeld dus een minimale flitsafstand van 10 % van 10 m = 1 m.
Let er ook op, dat de reikwijdte geldt voor onderwerpen met een re-
flectiegraad van 25 %, die voor de meeste flitsopnamen geldend is.
Sterke afwijkingen van de reflectiegraad, bijv. bij zeer sterk of zeer
zwak reflecterende onderwerpen kunnen de reikwijdte van het flits-
licht beïnvloeden.
5.6 LC-displayverlichting
Bij het drukken op de toets 'Mode', c.q. de toets 'Zoom' wordt voor ong.
10 s. de verlichting van het LC-display van de flitser geactiveerd. Bij het ont-
steken van een flits wordt de displayverlichting weer uitgeschakeld.
Bij het de eerste keer bedienen van deze toetsen worden de instellin-
gen op de flitser niet veranderd!
Werd in de TTL-flitsfunctie de opname correct belicht, dan wordt ook, zolang
de 'o.k.'-aanduiding (zie 4.5) in het LC-display staat, de verlichting van het
LC-display geactiveerd.
5.7 Motor-zoomreflector
De reflector van de flitser kan brandpuntsafstanden vanaf 24 mm uitlichten.
5.7.1 'Auto-Zoom'
Als de flitser met een camera uit groep B, C, D of E en een objectief met CPU
wordt gebruikt, past de stand van de zoomreflector zich automatisch aan de
brandpuntsafstand van het objectief aan. Na het inschakelen van de flitser
wordt in zijn LC-display 'Auto Zoom' en de actuele reflectorstand aangegeven.
De automatische aanpassing van de reflectorstand vindt bij objectieven met
een brandpuntsafstand vanaf 24 mm plaats. Wordt een brandpuntsafstand
van minder dan 24 mm gebruikt, knippert in het LC-display de aanduiding
'24' mm als waarschuwing dat het onderwerp aan de randen niet geheel
door de flitser kan worden verlicht.
Voor objectieven met brandpuntsafstanden vanaf 20 mm kan een groo-
thoekdiffusor (optioneel accessoire, zie hoofdstuk 7) worden gebruikt.
De reflector van de flitser moet zich dan in de stand 24 mm bevinden.
5.7.2 Manual zoomfunctie 'M. Zoom'
Bij camera's uit groep A of bij gebruik van een objectief zonder CPU (bijv.
een met de hand scherp te stellen objectief), moet de zoomstand van de flits-
reflector met de hand aan de brandpuntsafstand van het objectief worden
aangepast. De Auto-Zoomfunctie is in dat geval niet werkzaam! In het
LC–display van de flitser wordt 'M.Zoom' (voor zoominstelling met de hand)
en de actuele zoomstand (mm) aangegeven.
Door herhaald op de toets 'Zoom' op de flitser te drukken kunnen na elkaar
de volgende reflectorstanden worden gekozen:
24 mm - 28 mm – 35 mm – 50 mm – 70 mm – 85 mm – 105 mm.
Bij verkeerd instellen van de stand van de zoomreflector verschijnt er geen
waarschuwing!
Als u niet altijd het volle richtgetal en reikwijdte van de flitser nodig
61