Instellen op de flitser
• Breng de flitser aan op de camera.
• Schakel flitser en camera in.
• Tip de ontspanknop op de camera aan, zodat er een gegevensuitwisseling
tussen camera en flitser kan plaatsvinden.
• Druk zo vaak op de toetscombinatie 'Select' (= toets 'Mode' + toets 'Zoom'), dat
in het LC-display EV (Exposure Value = belichtingswaarde) wordt aangegeven.
Naast EV wordt de ingestelde correctiewaarde knipperend aangegeven.
• Zolang de aanduiding voor de correctiewaarde knippert, kunt u met de
toets 'Zoom' een positieve, c.q. met de toets 'Mode' een negatieve correc-
tiewaarde invoeren.
Het instelbereik voor de correctiewaarde loopt van –3 tot +1 diafragma-
waarde in derden van diafragmawaarden.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play weer naar de normale weergave terug.
Wanneer de camera met een CPU-objectief wordt gebruikt, knippert in het
LC-display van de flitser EV naast het diafragmasymbool als aanwijzing dat
u met de hand een correctiewaarde voor de flitsbelichting hebt ingevoerd.
Wanneer de camera met een objectief zonder CPU wordt gebruikt, dan
wordt in het LC-display van de flitser in plaats van het diafragmasymbool en
belichtingswaarde EV de met de hand ingestelde correctiewaarde voor de
flitsbelichting aangegeven. In plaats van de reikwijdte wordt het actuele richt-
getal van de flitser aangegeven. Als aangegeven in hoofdstuk 5.4.6 kan dan
de reikwijdte van de flitser worden berekend.
Sommige camera's bieden de mogelijkheid voor het met de hand in-
stellen van een correctiewaarde op de camera zelf. Wij bevelen aan
bij deze camera's het instellen van een correctiewaarde op de camera
of op de flitser uit te voeren.
Het wissen van een met de hand ingestelde correctiewaarde op de TTL-flits-
belichting op de flitser
• Druk zo vaak op de toetsencombinatie 'Select' (= toets 'Mode' + toets
'Zoom'), dat in het LC-display EV wordt aangegeven.
• Naast EV wordt de ingestelde correctiewaarde knipperend aangegeven.
• Zolang de correctiewaarde knippert, kunt u met de toets 'Zoom', c.q. met
de toets 'Mode' de correctiewaarde op 0.0 instellen en daarmee wissen.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play weer naar de normale weergave terug.
4.5 Aanduiding van de belichtingscontrole in de TTL-flitsfunctie (Afb. 4)
De aanduiding van de belichtingscontrole 'o.k.' verschijnt alleen in het
LC–display van de flitser als de opname in de TTL-flitsfunctie, c.q. de moder-
ne varianten van de TTL-flitsfunctie (bijv. 3D-TTL, D-TTL, D-TTL-3D, i-TTL,
i–TTL–BL enz.) goed werd belicht!
Verschijnt er geen aanduiding van de belichtingscontrole 'o.k.' na de opna-
me, dan werd deze te krap belicht en moet u het eerstvolgend lagere dia-
fragmagetal instellen (bijv. in plaats van diafragma 11 diafragma 8) of de
afstand tot het onderwerp, c.q. het reflecterend vlak (bijv. bij indirect flitsen)
verkleinen en de opname herhalen. Let op de aanduiding van de reikwijdte
in het LC-display van de flitser (zie 5.4.1), c.q. de aanwijzingen in hoofd-
stuk 5.5.
Zie voor aanduiding van de belichtingscontrole in de zoeker van de
camera ook 5.3!
4.6 Aanduiding van te krappe belichting in de TTL-flitsfunctie
Enkele Nikon-camera's uit groep C, D en E (zie Tabel 1) waarschuwen in ver-
schillende camerafuncties (bijv. bij 'P' en 'A') bij een te krap belichte flitsop-
name met een aanduiding in het LC-display van de flitser, die de mate van
onderbelichting in diafragmastops aangeeft (zie de gebruiksaanwijzing van
de camera).
Licht na een gedane flitsopname de aanduiding van de belichtingscontrole
'OK' op de flitser niet op, c.q. knippert het flitssymbool in de zoeker van de
55