meegeleverde schroeven.
31 • Monteer de achterste buizen van de roll-bar
(links en rechts) zoals op de afbeelding.
32 • Bevestig het bovenste deel van de buizen met de
schroef, zoals op de afbeelding.
33 • Zet de buizen nu aan de onderkant vast.
34 • Monteer de beugels in het midden van de roll-
bar, zoals op de afbeelding.
35 • Controleer of de beugels horizontaal zitten en
naar de binnenkant gericht zijn.
36 • Plaats de dwarsstang in de beugels.
37 • Ga verder door de schroef in de voorste opening
te steken en de moer in de achterste opening,
aan beide zijden, zoals op de afbeelding.
38 • Haal de schroeven aan.
39 • Steek de dwarsstang van de roll-bar in deverticale
steunen, maar let erop dat de 3 openingen voor
de lampen naar de voorkant van het voertuig
gericht zijn en geplaatst zijn zoals op afb. B.
40 • Bevestig de veiligheidsgordels en de dwarsstang
van de roll-bar aan de verticale steunen met de
meegeleverde schroeven.
41 • Monteer op de dwarsstang van de roll-bar de 3
ringen voor de lichten, zoals op de afbeelding.
42 • Zorg ervoor dat de gaten van de ringen met
elkaar overeenkomen, bevestig de bovenlampen
aan het dwarsstuk van de roll-bar met de
meegeleverde schroeven.
43 • Schroef het achternet op de bodem van de
laadbak met de 3 meegeleverde schroeven en let
daarbij op de juiste richting van het net.
44 • Bevestig het net aan de bovenkant van de
rolbeugel, door alle aanwezige pinnen vast te
maken, zie afbeelding.
45 • Frontpaneel:
• A - lipjes voor bevestiging van het chassis
• B - opening voor bevestiging aan het chassis
• C - opening voor bevestiging aan de bodem
• D - lipje voor bevestiging aan de motorkap
• E - bevestigingsopening roll-bar voorzijde
46 • Sluit de frontplaateenheid aan op het
voertuigsysteem, zoals getoond in de afbeelding.
LET OP: plaats de kabels terug in hun zitting om
te voorkomen dat ze plat worden gedrukt.
47 • Plaats het frontpaneel door de punten die
gemarkeerd zijn met de letters A B in het chassis
te steken. Duw het paneel en het chassis vast ter
hoogte van punt B (zoals in de ronde afbeelding),
waarbij u uw hand binnenin het chassis steekt.
48 • Duw ter hoogte van het lipje D op het middelste
deel van het frontpaneel om het aan de motorkap
vast te zetten.
49 • Duw op het onderste deel van het paneel om de
twee lipjes C vast te haken.
50 • Plaats de roll-bar aan de voorzijde door hem op
de pennen te steken.
51 • Let op de onderkant van de roll-bar die in de
opening E van het paneel moet komen, zoals op
de tekening.
52 • Zet de roll-bar vast met de meegeleverde
schroef.
53 • Voltooi de bevestiging van de roll-bar met de
twee schroeven aan de voorkant.
54 • Duw de twee delen van het stuurwiel op elkaar
tot ze helemaal aan elkaar vast zitten.
55 • Verwijder de kunststof bescherming van de
stuurstang.
56 • Sluit het stuursysteem aan op het systeem van
het dashboard. LET OP: plaats de kabels terug in
hun zitting om te voorkomen dat ze worden plat
gedrukt. Plaats het stuurwiel op de stang doorde
gaten over elkaar te laten vallen.
57 • Zet het stuurwiel vast met de schroefpen en de
moer (de moer wordt vastgezet in de zeshoekige
opening, de schroefpen in de ronde opening), en
houd de moer hierbij in zijn opening geduwd.
58 •Druk de dop vast.
59 • Plaats de (eerder weggehaalde) stoeldrager aan
de bestuurderszijde.
60 • Plaats de (tevoren opgelade) accu in de ruimte
onder stoel aan de passagierszijde.
61 • Steek de stekker van de accu en de stekker van
het elektrische systeem in de openingen van de
andere stoeldrager.
62 • Plaats de stoeldrager aan de passagierszijde.
63 • Verbind de stekkers van de accu en het
elektrische systeem met elkaar.
64 • Bevestig de stoeldragers met 4 schroeven (twee
aan elke kant).
65 • Steek de twee korte delen van de
veiligheidsgordels in de stoeldragers (in de gaten
in de buurt van de schakelpook), en let erop dat
het hele deel van de gordel dat gemarkeerd
wordt in detailtekening A naar binnen gestoken
wordt. Opmerking: de knoppen van de
gordelgespen moeten aan de kant van de
schakelpook zitten, zoals op de afbeelding.
66 • Schroef de knoppen los van de stoeldrager.
67 • Trek de bekledingen over de stoelen, zoals in de
afbeelding wordt getoond.
68 • Plaats de stoel. Opmerking: de stoel kan in de
lengte worden afgesteld in twee verschillende
standen, afhankelijk van de lengte van het kind.
69 • Schroef de knoppen weer vast.
70 • Breng de stoelzitting omlaag.
71 • Draai de veiligheidsschroef vast. Doe hetzelfde
voor de andere stoel.
72 • Monteer het net van het windscherm, zoals op
de afbeelding. Afbeelding A toont de 2
geassembleerde delen.
73 • Bevestig het net aan de buis met de 3 schroeven.
74 • Plaat het windscherm door het vast te duwen op
de motorkap.
75 • Zet het windscherm aan het voertuig vast met
de meegeleverde schroeven.
76 • Verwijder de beschermingen van de achteras.
77 • Steek de as in het achterste deel van het
voertuig, zoals op de afbeelding.
78 • Plaats de driver aan de binnenkant van een van
de vier wielen.
79 • Schuif het wiel op de as met de driver naar het
voertuig gericht en let op de juiste richting van
het loopvlak (zie afbeelding).
80 • Breng op de as 1 klein ringetje aan en 1
kunststof ringetje.
81 • Bevestig het wiel door met de meegeleverde
sleutel een van de vier meegeleverde moeren
vast te draaien.
• Herhaal de montagewerkzaamheden op het
achterwiel aan de andere kant. Let op, houd bij
het uitvoeren van deze werkzaamheden de as
aan de overkant tegen met de tweede
meegeleverde sleutel.
82 • Verwijder de afschermingen van de stuurhendels.
83 • Breng een grote ring op de hendel aan.
84 • Breng de bus in het wiel aan, en let daarbij op de
juiste richting van het loopvlak (zie afbeelding).
85 • Schuif het zojuist gemonteerde wiel op de
stuurhendel.
86 • Breng een klein ringetje op het wiel aan.
87 • Bevestig het wiel door met de meegeleverde
sleutel een van de twee resterende moeren vast
te draaien.
• Herhaal de montagewerkzaamheden op het
voorwiel aan de andere kant.
88 • Duw de wieldoppen vast op de vier wielen.
KENMERKEN EN GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG
89 • 1- START/STOP-knop: door hem in te drukken
gaat de knop branden en worden alle
voertuigfuncties geactiveerd (functie START).
Door hem nogmaals in te drukken, gaat de knop
uit en worden alle voertuigfuncties uitgeschakeld
(functie STOP).
2- FM RADIO:
A - USB-ingang
B - ingang SD CARD
C - AUX-ingang
D - keuzetoetsen. Door ze afzonderlijk in te
drukken, worden er nummers of
radiofrequenties geselecteerd. Door ze
meerdere keren tegelijk in te drukken, kan er
worden geschakeld tussen de modi zoals
aangegeven op het display (USB, SD, AUX).
E - volumeregelknoppen. Om de radio uit te
zetten, draai het volume helemaal omlaag, op het
display verschijnt de tekst "OFF". Om hem weer
aan te zetten, druk op de toets om het volume
te verhogen.
3- CLAXON: door de knop in te drukken wordt
de claxon geactiveerd
4- GASPEDAAL en ELEKTRISCHE REM: om te
remmen, haal de voet van het pedaal, de rem
schakelt automatisch in. Na circa 10 minuten van
inactiviteit gaat het voertuig naar de modus
stand-by (OFF). Als de knop START is
ingeschakeld, worden door het indrukken van
het pedaal alle voertuigfuncties weer geactiveerd.
5- LED-INDICATORS op het dashboard:
- MOTOR: een rode brandende led signaleert de
overbelasting van de motor. Laat het pedaal los.
Na 10 seconden is het voertuig klaar voor
gebruik.
- BATTERIJ: een knipperende oranje led geeft aan
dat de batterij bijna leeg is. Het voertuig schakelt
in deze conditie naar de modus "POWER
SAVING" (lage snelheid, zonder verlichting en
geluid).
Het lampje blijft branden als de batterij helemaal
leeg is. Het voertuig werkt niet meer en de
batterij moet worden opgeladen. Als de batterij
helemaal leeg is en het voertuig verplaatst moet
worden, kan de rem worden ontgrendeld door
het gaspedaal ingedrukt te houden, zodat het
mogelijk is het voertuig handmatig te
verplaatsen.
6- Passagiershandgreep.
90 • SCHAKELPOOK: het voertuig is oorspronkelijk
ingesteld op de eerste rijsnelheid (1 - zie
afbeelding). Het heeft ook een
achteruitversnelling (R) en een tweede snelheid
(2), alleen aanbevolen voor ervaren bestuurders.
Om de tweede snelheid te kunnen gebruiken
moet de rode blokkering voor de schakelpook
worden losgeschroefd.
91 • Draai de blokkering 90°, zoals op de afbeelding,
en zet hem opnieuw vast met de schroef. Door
de schakelpook naar achteren te trekken, kan het
voertuig met de tweede snelheid rijden.
92 • DRANKENHOUDER - Deze heeft twee ruimten
voor blikjes of flesjes.
93 • BAK en VERINGEN - De achterkant van het
voertuig heeft een grote laadbak en echt
werkende veringen op de wielen.
94 • VEILIGHEIDSGORDELS - Steek het uiteinde van
de langere gordel in de gesp van de kortere en
duw de twee uiteinden in elkaar om de
veiligheidsgordels vast te maken.
95 • Druk op de knop van de gesp en haal de twee
elementen tegelijkertijd los van elkaar om de
veiligheidsgordel los te maken.
96 • Verplaats de schuif zoals op de afbeelding om de
lengte van de veiligheidsgordel te regelen.
97 • ACCESSOIRE: aanhanger, te bevestigen aan het
voertuig (apart verkrijgbaar).
DE ACCU VERVANGEN
LET OP: DE TEKENINGEN VAN DE ACCU'S
GELDEN SLECHTS BIJ BENADERING. UW ACCU
ZOU KUNNEN AFWIJKEN VAN HET AFGEBEELDE
MODEL. DIT IS NIET VAN INVLOED OP DE
GEÏLLUSTREERDE WERKWIJZEN VOOR HET
VERVANGEN EN OPLADEN.
98 • Draai de veiligheidsschroef van de zitting van de
passagiersstoel los en til de zitting op;
99 • Schroef de knoppen los en verwijder de stoel;
100•Draai de twee schroeven van de stoeldrager los.
Koppel de stekkers van de accu en het
elektrische systeem los;
101•Trek de stoeldrager weg en maak de stekkers
los;
102•Vervang de accu. Plaats de stoeldrager weer
nadat u de stekkers in de gaten heeft gestoken.
Verbind de stekkers weer en plaats de stoel
terug.
103•LET OP: draai altijd alle schroeven en knoppen
van de stoel weer vast.
DE ACCU OPLADEN
LET OP: HET OPLADEN VAN DE ACCU EN ALLE
WERKZAAMHEDEN OP HET ELEKTRISCHE
SYSTEEM MOGEN UITSLUITEND WORDEN
VERRICHT DOOR VOLWASSENEN.
DE ACCU KAN OOK WORDEN OPGELADEN
ZONDER HEM UIT HET SPEELGOED TE HALEN.
104•Maak de stekker A van het elektrische systeem
los van de stekker B van de accu door de
stekkers aan de zijkant in te duwen.
105•Steek de stekker van de accuoplader in een
normaal stopcontact volgens de meegeleverde
instructies. Verbind de stekker B met de stekker
C van de accuoplader.
106•Haal de stekker van de accuoplader uit het
stopcontact wanneer het opladen voltooid is, en
maak daarna de stekker C los van de stekker B.
107•Steek de stekker B helemaal in de stekker A. LET
OP: draai na de werkzaamheden voor het
opladen altijd alle knoppen en schroeven weer
vast.
108•De accu kan ook buiten het voertuig worden
opgeladen; als u een reserveaccu heeft kan het
kind zodoende doorgaan met spelen.