Onderhoud
Controleer of het maaidek be-
schadigd is.
Controleer de bandenspanning.
Bandenspanning op pagina
Zie
86 .
Start de motor en messen
en luister naar ongewone gelui-
den.
Binnenoppervlak van het maai-
Product reini-
dek reinigen. Zie
gen op pagina 83 .
Reinig het gebied rondom de
motor.
Reinig rondom de riemen en de
riempoelies.
Controleer de accu-aansluitin-
gen.
Inspecteer de demper en het
vonkenvangerscherm.
Slijp of vervang de messen. Zie
Messen vervangen op pagina
88 .
Vervang het brandstoffilter.
Controleer de smoorklepkabel.
Controleer de voorwielen.
Controleer de riemen en riem-
poelies.
Demonteer en inspecteer de
startmotor.
Controleer of het maaidek moet
worden afgesteld. Zie
ning van het maaidek afstellen
op pagina 87 .
Controleer het motoroliepeil.
Het motoroliepeil controle-
Zie
ren op pagina 89 .
Reinig de luchtinlaat van de
31
motor.
Controleer de reinigingskap op
de motor.
31
In omstandigheden met stof moeten reiniging en vervanging vaker plaatsvinden.
82
Dagelijks onder-
houd uitvoeren
Vóór
Na het
gebruik
gebruik
*
X
*
De uitlij-
O
Onderhoudsinterval in uren
25
50
100
X
X
*
*
*
*
*
*
X
O
O
250
300
400
500
*
*
*
*
X
2173 - 001 - 27.06.2023
Elk sei-
zoen
*
*
X
*
X
*
X