Antennes En Audioapparaat Aansluiten; Audio-Aansluitingen; De Bedrijfsmodus Kiezen - IMG STAGELINE TXS-920 Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para TXS-920:
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 19
5 Antennes en audioapparaat
aansluiten
5.1 Antennes
Steek de bijgeleverde ontvangstantennes (1)
op de antennejacks (7) en plaats ze rechtop .
Als u het apparaat in een rack monteert,
kan het voor een betere ontvangst voorde­
liger zijn om de ontvangstantennes aan de
voorzijde van het rack te plaatsen . Hiervoor
is in elk van de bijgeleverde rackprofielen een
uitsparing voor montage van een antenne
voorzien . Een antenne brengt u als volgt op
een rackprofiel aan:
1) Steek een BNC­adapter (2 × BNC­jack,
50 Ω) door de hiervoor voorziene uitspa­
ring van het profiel en schroef vast .
2) Steek de antenne op de voorste bus van
de adapter .
3) Verbind de achterste bus van de adapter
via een BNC­kabel van 50 Ω met een van
de antennejacks op de achterzijde van het
apparaat .

5.2 Audio-aansluitingen

Om de signalen van de beide ontvangers
gescheiden naar het nageschakelde audio­
apparaat (bv . mengpaneel, versterker) te stu­
ren, zijn er per ontvanger twee uitgangen (10)
beschikbaar . Sluit elke ontvanger via een van
zijn beide uitgangen aan op een microfoon­
ingang of een lijningang van het nagescha­
kelde apparaat:
– gebalanceerd bedrade XLR­uitgang
Bij grote afstand tussen de apparaten moet
deze uitgang de voorkeur genieten . De
gebalanceerde signaalgeleiding biedt een
betere bescherming tegen interfererende
stralingen die in het bijzonder bij langere
kabels kunnen optreden .
– ongebalanceerd bedrade 6,3 mm­stekker­
uitgang (een passende verbindingskabel is
bijgeleverd)
Opmerking: Gebruik de gebalanceerde uitgang en
de ongebalanceerde uitgang niet tegelijk, omdat
dit een nadelige invloed kan hebben op de signaal­
kwaliteit .
Pas met de keuzeschakelaar (11) het uitgang­
sniveau aan de ingang aan: bij aansluiting
op een lijningang plaatst u de schakelaar in
de linker stand LINE, bij aansluiting op een
microfooningang zet u de schakelaar in de
rechter stand MIC .
Wenst u het mengsignaal van beide ont-
vangers te sturen naar het nageschakelde
audioapparaat, sluit dan de ongebalanceerd
bedrade 6,3 mm­stekkeruitgang MIX OUT (8)
aan op een lijningang van het audioapparaat .
6 Ingebruikneming
Sluit de bijgeleverde netadapter aan op de
voedingsspanningsjack (9) en plug hem in
een stopcontact (230 V/ 50 Hz) . Bij verbinding
met de voedingsspanning schakelt de ont­
vanger in .
Met de toets POWER (2) kunt u de ont­
vanger in­ en uitschakelen: Houd de toets ca .
1 seconde lang ingedrukt .
Als de ontvanger langere tijd niet wordt
gebruikt, trekt u de netadapter ervan uit het
stopcontact, omdat deze zelfs bij uitgescha­
kelde ontvanger toch een geringe hoeveel­
heid stroom verbruikt .
7 Het transmissiekanaal
instellen
Voor de twee radiosystemen die u met deze
2­kanaalse ontvanger kunt samenstellen, stelt
u de transmissiekanalen afzonderlijk op elke
ontvanger in . Het instellen gebeurt via de
toetsen SET,
en
(5) van de ontvanger . Er
zijn 3 bedrijfsmodussen beschikbaar .
Tijdens het instellen van de kanalen op een
ontvanger moet u zorgen dat ingeschakelde
zenders van gelijktijdig gebruikte radiosyste­
men zich niet te dicht bij de ontvanger bevin­
den (afstand ten minste 1 meter) .

7.1 De bedrijfsmodus kiezen

Op het display verschijnt de momenteel in­
gestelde modus: "MANUAL", "SCAN" of
"PRESET" (A) . Selecteer met de toets
de gewenste modus: Houd de toets ca .
1 seconde lang ingedrukt om telkens naar
de volgende modus te wisselen (of houd de
toets ingedrukt tot de gewenste modus wordt
weergegeven; laat dan los) .
7.2 Modus MANUAL
In de modus MANUAL kunt u uit de 442 ra­
diofrequenties de gewenste frequentie met
de hand instellen (
tabel ➊, pagina 18) .
1) Selecteer met de toets
MANUAL (
hoofdstuk 7 .1) . Op het dis­
play verschijnt de laatste radiofrequentie
(G) die in de modus MANUAL of SCAN is
ingesteld en het overeenkomstige kanaal­
nummer (E) .
2) Om de instelmodus te activeren, houdt u
de toets SET ca . 1 seconde lang ingedrukt,
tot de kanaalweergave (E) en de frequen­
tieweergave (G) knipperen .
Opmerking: Na enkele seconden zonder op een
toets te drukken, wordt de instelmodus opnieuw
verlaten .
3) Stel met de toets
of
(in stappen van 25 kHz) . Om de frequenties
te doorlopen, kunt u de betreffende toets
ook ingedrukt houden .
4) De instelmodus wordt automatisch verla­
ten als er enkele seconden lang niet meer
op een toets wordt gedrukt, maar kan ook
door drukken op de toets SET worden be­
eindigd .
7.3 Modus SCAN
In de modus SCAN zoekt de ontvanger au­
tomatisch naar het volgende vrije kanaal . Bij
gelijktijdig gebruik van meerdere systemen
schakelt u vóór uitvoeren van de zoekfunc­
tie de zenders in die reeds op een transmis­
siekanaal werden ingesteld . Zo worden de
kanalen die reeds bezet zijn of incompatibel
zijn met de reeds ingestelde kanalen, bij het
zoeken overgeslagen . In deze modus kunt u
afhankelijk van de plaatselijke omstandighe­
den maximaal 12 kanalen tegelijk gebruiken
zonder dat ze onderling storen .
1) Selecteer met de toets
SCAN (
verschijnt de laatste radiofrequentie (G) die
in de modus MANUAL of SCAN is ingesteld
en het overeenkomstige kanaalnummer
(E) .
2) Om de instelmodus te activeren, houdt u
de toets SET ca . 1 seconde lang ingedrukt,
tot de kanaalweergave (E) en de frequen­
tieweergave (G) knipperen .
Opmerking: Na enkele seconden zonder op een
toets te drukken, wordt de instelmodus opnieuw
verlaten .
3) Om de zoekfunctie te starten, drukt u op
de toets
dalende volgorde) . De zoekfunctie stopt bij
het volgende storingvrije kanaal . Zolang
de instelmodus geactiveerd is, kunt u de
zoekfunctie door op de toets te drukken,
steeds opnieuw starten .
4) De instelmodus wordt automatisch verla­
ten als er enkele seconden lang niet meer
of
op een toets wordt gedrukt, maar kan ook
door drukken op de toets SET worden be­
eindigd .
7.4 Modus PRESET
In de modus PRESET kunt u uit een van de 4
vooraf ingestelde groepen ("P1" ... "P4" )
een kanaal selecteren (
Elke groep omvat 8 intermodulatievrije ka­
nalen, d . w . z . kanalen die tegelijk gebruikt
kunnen worden zonder onderling te storen .
of
de modus
Zo is deze modus geschikt voor het gelijk­
tijdige gebruik van meerdere systemen . Als
er storingen optreden op de plaats van
gebruik, selecteer dan een andere groep of
stel de kanalen voor de systemen in via de
modus SCAN .
1) Selecteer met de toets
PRESET (
play verschijnt de laatste radiofrequentie
(G) die in deze modus is ingesteld en het
overeenkomstige kanaalnummer (E) . De
indicatie GP (B) geeft aan welke groep de
frequentie is toegewezen ("P1" ... "P4")
de frequentie in
en de indicatie CH (C) welk kanaalnum­
mer de frequentie in deze groep heeft
("1" ... "8") .
2) Houd de toets SET ca . 1 seconde lang
ingedrukt, tot de kanaalweergave (E) en
de frequentieweergave (G) knipperen .
De groep instelmodus is geactiveerd, wat
wordt aangegeven door het knipperen van
de betreffende indicatie "P1" ... "P4" (B) .
Selecteer de groep met de toets
Druk daarnaast op de toets SET om
naar de kanaalinstelmodus te wisselen .
In de kanaalinstelmodus knippert het res­
pectieve kanaalnummer "1" ... "8" (C) .
Selecteer met de toets
binnen de geselecteerde groep .
Opmerking: Als in de groepinstelmodus niet op
een toets wordt gedrukt, wisselt de ontvanger
na enkele seconden naar de kanaalinstelmodus .
Deze wordt verlaten als er enkele seconden lang
niet op een toets wordt gedrukt .
of
de modus
hoofdstuk 7 .1) . Op het display
(in stijgende volgorde) of
tabel ➋, pagina 18) .
of
de modus
hoofdstuk 7 .1) . Op het dis­
of
of
het kanaal
(in
.
17
Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

25.5240

Tabla de contenido