Gebruik de ClearSight vingermanchet(ten) niet op een hand/
vinger wanneer een tweede bloeddrukmeter op dat moment
dezelfde arm (of hand/vinger) meet.
Breng de ClearSight vingermanchet(ten) niet te strak aan.
Gebruik de vingermanchet niet bij beeldvorming d.m.v.
magnetische resonantie (MRI).
Onjuiste plaatsing of maatvoering van de ClearSight
vingermanchet kan leiden tot onnauwkeurige bewaking.
LET OP:
Gebruik geen beschadigde ClearSight vingermanchetten.
Dit kan resulteren in onnauwkeurige metingen of schade
aan het EV1000 klinisch platform NI of de geavanceerde
HemoSphere monitor.
Buig de ClearSight vingermanchet nooit tot deze plat is.
Dit zal de vingermanchet beschadigen en de nauwkeurigheid
van de metingen beïnvloeden.
Overmatig omgevingslicht kan de metingen met de
ClearSight vingermanchet verstoren.
Koppel de ClearSight vingermanchet altijd los als deze niet
rond een vinger gewikkeld is om schade als gevolg van
onbedoelde overvulling te voorkomen.
De effectiviteit van de vingermanchetten is niet vastgesteld
bij patiënten met pre-eclampsie.
Gebruiksaanwijzing
Raadpleeg pagina 82 en 83 van deze gebruiksaanwijzing
voor afbeeldingen bij de instructies.
Een vinger kiezen
1. Kies de middelvinger, ringvinger of wijsvinger.
Opmerking: Breng de vingermanchet niet aan op
de duim of op vingers die gebroken zijn geweest.
De maat van de vingermanchet bepalen
2. Neem een maathulp voor de ClearSight vingermanchet
en wikkel deze rond het middelste kootje van de vinger
door het kleurgecodeerde smallere uiteinde door de sleuf
te trekken om een goede pasvorm te creëren (afb. 1).
3. De zwarte pijl geeft de juiste maat van de vingermanchet
aan (afb. 2). Kies op basis van de aangegeven kleur de
juiste maat vingermanchet.
De vingermanchet aanbrengen
4. Open de vingermanchet en plaats de vinger tussen de
lijntjes, waarbij de vingermanchet zich precies tussen
de gewrichten bevindt (afb. 3).
5. Leg de manchetkabel voorzichtig tussen twee vingers
door naar de andere kant (rug) van de hand (afb. 3).
6. Wikkel de manchet stevig rond de vinger en controleer
of de juiste maat is gekozen door te kijken of de
buitenrand is uitgelijnd met het groene deel van
de manchet als deze goed vastzit (afb. 4).
OPMERKING: De vingermanchet mag na het aanbrengen
niet worden gedraaid (afb. 5).
7. Sluit de vingermanchet aan op de drukregelaar (afb. 6).
Een tweede vingermanchet aanbrengen
Het wordt aanbevolen om een extra vingermanchet aan
te brengen op een tweede vinger aan dezelfde hand als de
continue bewaking naar verwachting langer dan 8 uur duurt,
of om de patiënt meer comfort te bieden.
8. Herhaal stap 1 t/m 7 om de tweede vingermanchet aan
te brengen.
OPMERKING: Als er slechts één vingermanchet wordt
gebruikt, wordt aanbevolen dat de tweede
manchetaansluiting op de drukregelaar wordt gesloten met
de betreffende beschermkap voor de manchetaansluiting
(PC2CCC) om het binnendringen van vloeistof en vuil te
voorkomen (afb. 6).
17