Gebruiksaanwijzing Libra
ES
EN
FR
IT
DE
PT
SWE
ES
EN
PT NL
PL
DK
FR
IT
DE
BERICHT
Kennisgeving aan de gebruiker en/of de patiënt: elk ernstig incident dat zich in verband met het hulpmiddel heeft
voorgedaan, moet worden gemeld aan de fabrikant en aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de gebruiker
en/of de patiënt is gevestigd.
INDICATIES
- Het apparaat mag slechts door één gebruiker worden gebruikt.
- Een langzamere snelheid moet altijd worden gebruikt bij het uitvoeren van de volgende handelingen; opklimmen,
afdalen of doorkruisen van een helling of hellend terrein, alsmede op oneffen terrein, hellingen en zachte oppervlakken.
- Blijf uit de buurt van ontvlambare voorwerpen terwijl het apparaat wordt opgeladen.
CONTRA-INDICATIES
- Probeer nooit een helling op of af te gaan op gladde oppervlakken of op plaatsen waar gevaar voor slippen bestaat.
- Rijd niet op een helling steiler dan 6 graden.
- Voorkom verschuiving van het zwaartepunt bij het links- of rechtsafslaan.
- Directe blootstelling aan regen of vocht zal leiden tot slecht functioneren van de scooter en kan de scooter doen roesten.
- Zet de scooter nooit in neutraal als u op een helling rijdt.
- Probeer het mechanisme of de structuur van de scooter niet te wijzigen of aan te passen.
- Gebruik de scooter niet op trappen of roltrappen.
- Gebruik het apparaat niet terwijl het wordt opgeladen.
De Mobiclinic Libra scooter helpt om, op een comfortabele en autonome manier, mobiliteitsproblemen op te lossen bij
mensen die moeite hebben met lopen. De Libra scooter is ontworpen voor gebruik binnen en buiten.
INBEDRIJFSTELLING VAN DE SCOOTER
U kunt de volgende aanpassingen aan de scooter doen om uw comfort tijdens het rijden te verhogen:
- Zithoogte en afstand tot het stuur.
- Stuurkolom.
- Beenruimte.
1. Voer de volgende stappen uit om de scooter in gebruik te nemen:
-Verwijder de achterste behuizing en sluit de batterijen aan.
- Controleer of de startonderbreker in de D-stand staat.
- Controleer of de snelheidsregeling in de lage snelheidsstand (schildpad) staat.
2. Ga op de scooter staan en draai de sleutel om. De batterij-indicator zal oplichten. Controleer of de zelfdiagnose-
indicator niet knippert.
3. Door uw handen op het stuur te plaatsen, moet u de bedieningshendels, die met uw duimen worden bediend,
gemakkelijk kunnen bereiken. De rechterhendel activeert de scooter om vooruit te rijden en de linkerhendel beweegt
de scooter achteruit. Als je beide hendels loslaat, zal de scooter stoppen.
4. Om de scooter te draaien, moet je de stuurkolom in de richting draaien die je op wilt.
5. Begin te oefenen in obstakelvrije gebieden. Start de scooter op minimale snelheid en rij achteruit en vooruit. Probeer
een paar rondjes. Naarmate u zich meer op uw gemak voelt, kunt u uw snelheid opvoeren. Om dit te doen, draait u de
regelaar naar het hazenicoon.
6. Als slechts twee van de balkjes op de LED-indicator voor batterijniveau branden, moet u de batterij zo snel mogelijk
opladen.
7. Als de scooter stopt, zoek dan de stroomonderbreker op de bovenkant van de accu. Druk erop en test de scooter
opnieuw.
8. Wanneer u klaar bent met het gebruik van de scooter, draait u de sleutel om zodat de scooter losgekoppeld wordt
voordat u uitstapt.
9. Als u de scooter pas de volgende dag gebruikt, laadt u de accu op.
50