3.2.4 Aansluiting van externe sensoren
De klemmenlijsten op de bovenste printplaat worden gebruikt om de externe sensoren en de
potentiaalvrije signaaluitgangen aan te sluiten.
De keuze van de actieve sensors gebeurt in het menu "niveau-sturing" en "therm. storing".
Als de thermische schakelaar TH2 niet vereist is, moet op dit eindpunt een overbrugging worden
geplaatst. De thermische schakelaar TH1 kan worden gedeactiveerd in het therm. storing-menu.
De vlotterschakelaar moeten in opgezwollen toestand sluiten en potentiaalvrij geschakeld worden.
De vereiste signaalspanning wordt in de sturing gecreëerd en bedraagt 5V.
Toewijzing van de vlotterschakelaar:
SWN1 = pomp uit
SWN2 = pomp aan
SWHW = overstromingsalarm
Voor gebruik in het EX-bereik zijn ofwel vlotterschakelaars met conforme
toelating te gebruiken, of er moeten intrinsiek veilige scheidingsrelais
gebruikt worden.
De externe sensor moet een meetstroom tussen 4 en 20mA leveren.
De eindwaarde bij 20 mA kan in het menu ingesteld worden, zodat de
aanduiding in cm kan gebeuren.
3.2.5 Gebruik van interne sensor
Als interne sensor wordt een drukautomaat 0 tot 10kPa (0 tot 1mWs, 0 tot 100mbar) gebruikt.
Andere meetbereiken kunnen op wens gerealiseerd worden. Voor aansluiting van de dompelbuis
bevindt zich aan de onderste zijwand een slangaansluitschroef 6/8mm.
De gebruikte sensor is als drukverschil uitgevoerd, zodat luchtdrukwijzigingen geëlimineerd
worden. Voor exacte nivellering van het nulpunt dient het menupunt "interne omvormer-nivellering".
74