Anleitung_RT_AG_125_1_SPK2:_
Vergewis u er zich van dat de beschermkap
goed vast zit.
Gebruik de haakse slijper niet zonder
bescherminrichting.
5.3 PROEFDRAAIEN VAN NIEUWE
SLIJPSCHIJVEN
De haakse slijper met gemonteerde slijp- of snijschijf
minstens 1 minuut vrij laten lopen. Vibrerende
schijven onmiddellijk vervangen.
6. Bediening
6.1 Schakelaar (fig. 4)
De haakse slijper is voorzien van een
veiligheidsschakelaar ter voorkoming van
ongelukken. Om het gereedschap in te schakelen de
grendelhefboom (a) naar voren schuiven en dan op
de AAN/UIT-schakelaar (3) drukken.
Wacht tot het gereedschap zijn maximaal
toerental heeft bereikt. Daarna kunt u de haakse
slijper op het werkstuk aanzetten en bewerken.
6.2. Verwisselen van slijpschijven (fig. 5/6)
Voor het verwisselen van slijpschijven hebt u de
bijgaande haaksleutel (6) nodig. De haaksleutel (6) is
in de extra handgreep (4) opgeborgen. Trek
desgewenst de haaksleutel (6) de extra handgreep
(4) uit.
Let op! Om veiligheidsredenen mag de haakse
slijper niet met ingestoken haaksleutel (6) in werking
worden gesteld.
Netstekker uit het stopcontact trekken.
Eenvoudige verwisseling van schijf door
spilvergrendeling.
De spilvergrendeling indrukken en de slijpschijf
vergrendelen.
De flensmoer met behulp van de voorgatsleutel
open draaien. (fig. 6)
Verwissel van slijp- of snijschijf en draai dan de
flensmoer met de voorgatsleutel weer vast.
Let op!
De spilvergrendeling slechts bij stilstaande
motor en slijpspil drukken!
De spilvergrendeling moet U bij het verwisselen
van schijf blijven drukken.
Bij slijp- of snijschijven tot ongeveer 3 mm dikte de
flensmoer met de vlakke kant naar de slijp- of
snijschijf vastschroeven.
28.02.2011
13:59 Uhr
Seite 25
6.3 Plaatsing van de flensen bij gebruik van
slijpschijfen en snijschijven (afb. 7-10)
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen of rechte slijpschijf (afb. 8)
a) Spanflens
b) Flensmoer
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen snijschijf (afb. 9)
a) Spanflens
b) Flensmoer
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
rechte snijschijf (afb. 10)
a) Spanflens
b) Flensmoer
6.4 MOTOR
De motor moet tijdens de bewerking goed verlucht
worden. Daarom moeten de verluchtingsopeningen
altijd schoon gehouden worden.
6.5 SLIJPSCHIJVEN
De slijp- of snijschijf mag nooit groter zijn dan de
voorgeschreven diameter.
Controleer vóór het gebruik van de slijp- of
snijschijf haar aangeduid toerental.
Het toegestane toerental van het
inzetgereedschap moet tenminste even hoog zijn
als het maximumtoerental vermeld op het
elektrische gereedschap.
Gebruik enkel slijp- of snijschijven die toegelaten
zijn voor een minimum toerental van 11.000 min
en voor een omtreksnelheid van 80 m/sec.
Let bij gebruik van diamantsnijschijven op de
draairichting. De draairichtingspijl op de
diamantsnijschijf moet overeenkomen met de
richtingspijl op het gereedschap.
Let vooral bij de slijplichamen op een behoorlijke
berging en transport. Stel de slijplichamen nooit bloot
aan stoten, schokken of scherpe kanten (b.v. tijdens
het transport of bij het opbergen in een
gereedschapskist). Daardoor zou schade aan de
slijplichamen, zoals b.v. barstjes, kunnen worden
berokkend en de gebruiker in gevaar kunnen worden
gebracht.
6.6 WERKWIJZE
6.6.1 Schrobslijpen (fig. 11)
Let op! De beschermkap voor het slijpen
gebruiken (bij de leveringsomvang begrepen).
Het best resultaat bij het schrobslijpen word bereikt
als U de slijpschijf in een hoek van 30° tot 40° ten
opzichte van het slijpvlak aanzet en gelijkmatig over
het werkstuk heen en weer beweegt.
NL
-1
25