103597
Bedieningsinstructies
Waarschuwing
• Haal de stekker van de lasmachine altijd uit het stopcontact en laat hem
volledig afkoelen voordat u een onderdeel bevestigt of vervangt
De machine instellen
• Schakel de machine met de aan-/uitschakelaar (10) in
• De Spanning controleknop (12) regelt de lasspanning
• Voor het verkrijgen van een goede kwaliteit las, dient de spanning
bedieningsknop juist te worden ingesteld (zie de spanning en elektrode
selectie tabel)
• Wanneer u de knop rechtsom draait, neemt de lasspanning toe, wanneer
u de knop linksom draait, neemt de lasspanning af
Keuze lasstaaf
• Om een goede kwaliteit las te produceren, dient u het juiste type lasstaaf
te gebruiken. Lasstaven zijn verkrijgbaar in verschillende diktes en
materialen, en met verschillende coatings
• Raadpleeg het specificatieschema en de richtlijnen van de fabrikant van
de lasstaaf om de geschikte staaf voor uw werkzaamheden te selecteren
Werkcyclus / thermische uitschakeling
• Het lasapparaat is ontworpen voor een continu gebruik op maximaal 100
A. Voor het lassen met grotere spanning niveaus bekijkt u de werkcyclus
tabel
• De werkcyclus geeft een tijdspercentage in verhouding tot de totale tijd
waarin de machine gebruikt kan worden
• Wanneer de inverter wordt overbelast en/of wanneer de werkcyclus
wordt overschreden schakelt de inverter zich vanzelf uit en het
oververhittingsindicatielicht (17) zal gaan branden
• Geef de machine de tijd om af te koelen. De automatische uitschakeling
wordt hersteld en het oververhittingsindicatielicht gaat uit wanneer de
inverter weer klaar is voor gebruik
• Het gebruik op verlaagde spanning niveaus en het behouden van een
goede ventilatie maximaliseert de werkcyclus
• Voorbeeld bij een werkcyclus van 15% bij een 100 A instelling: wanneer
de machine na een periode van 1,5 minuut oververhittingssignalen geeft
en automatisch stopt met werken, vereist de machine een afkoelingstijd
van ongeveer 8,5 minuten voordat deze weer gebruikt kan worden. Om
de levensduur van de machine te optimaliseren wordt het werkpatroon
versteld zodat oververhitting van de machine voorkomen wordt.
• Probeer het gebruik van de hoogste spanning instelling, met een
werkcyclus van 10-15%, te vermijden. Bij deze instelling slijten de
interne onderdelen sneller dan bij een lagere spanning instelling met
hogere werkcyclussen
Voorbereiden op het lassen
• Zorg er met behulp van de hamerborstel voor dat de delen die gelast
moeten worden schoon en vrij zijn van roest, verf en andere deklagen
• Alle delen dienen goed ondersteund te worden, zodat er een ruimte van
ongeveer 1 mm is op de plaats waar u de lasverbinding wilt vormen
• Controleer of er geen brandbare materialen in de buurt van het
werkgebied zijn
• Bevestig de aardeklem (18) op een schoongemaakt gebied van een van
de delen, zo dicht mogelijk bij het te lassen punt. Bevestig de aardeklem
nooit op de behuizing van de lasmachine
• Knijp de elektrodeklem (17) om de bek te openen. Plaats een
elektrodestaaf in de bek en laat los. De elektrode dient goed vast te
zitten, met het schone metalen gedeelte in de klem (niet het deel met
de coating)
• Voer een laatste check over het werkgebied uit
• Verbind de machine met de spanning
Lassen
WAARSCHUWING: Een lasapparaat correct hanteren is een technische
vaardigheid. Een niet correct gehanteerd lasapparaat kan zeer gevaarlijk
zijn. De informatie die hieronder vermeld staat, bestaat alleen uit algemene
richtlijnen. Als u er niet volledig van overtuigd bent dat u dit gereedschap
veilig kunt hanteren, GEBRUIK HET DAN NIET.
• Schakel de machine met de aan-/uitschakelaar (10) in. De
All manuals and user guides at all-guides.com
www.silverlinetools.com
Lasinverter 200 A
stroomindicator (13) zal oplichten
• Draai de spanning controleknop (12) vanuit de uit stand naar rechts naar
de benodigde stand. Spanning indicatorlicht (18) zal branden
• Houd de elektrodeklem (17) in uw ene hand en het gezichtsmasker (9)
in de andere hand
• Plaats de staaf in een hoek van ongeveer 60-75˚ op het oppervlak of
15-30˚ van verticaal, waarbij de punt zich op ongeveer 30 mm van het
metaal bevindt
• Houd het masker voor uw gezicht, en tik de staaf tegen het metaal aan
• Er moet nu een boog ontstaan tussen het metaal en de punt. Probeer
de punt van de staaf op eenzelfde afstand van het metaal te houden als
de dikte van de staaf. Houd de boog 1-2 seconden in stand, haal dan
de staaf weg
• Laat het lasapparaat enigszins afkoelen en haal het masker van uw
gezicht. Als de instellingen correct waren, is er een ronde "punt las"
gevormd
• Als de las niet volledig is doorgedrongen in het metaal, dient u de
spanning instelling te verhogen. Als er een gat in het metaal is gemaakt,
dient u de spanning instelling te verlagen
• Oefen het maken van 'puntlassen' totdat u zich vertrouwd voelt met de
machine en met het selecteren van instellingen
• Om een 'naad las' te vormen, houd u de boog langer in stand en beweegt
u tegelijkertijd de staaf langzaam voorwaarts. De snelheid waarmee de
staaf wordt bewogen, is cruciaal voor het verkrijgen van een goede las
• Als de instellingen van de machine correct zijn, zou de boog stabiel
moeten zijn en een knetterend geluid moeten produceren. Vergeet niet
dat u de elektrodeklem langzamerhand dichter naar het metaal moet
schuiven wanneer de staaf wordt opgebruikt
• Zodra de lasrups compleet is, schakelt u de lasmachine uit door de
spanning controleknop volledig naar links te draaien. Het groene lampje
(13) zal nu uitgaan.
• Verwijder slakken met een bikhamer of draadborstel. Probeer niet over
lasrupsen te lassen, tenzij deze goed zijn schoongemaakt
• Er bestaan vele verschillende lastechnieken. Bent u een onervaren lasser,
vergaar dan extra lasinformatie en/of lastraining. Neem de tijd voor het
instellen van de juiste spanning, de juiste polariteit (DCEP of DCEN) en
gebruik de juiste lasstaaf/electrode
• Het maken van nette lassen van hoge kwaliteit is een vaardigheid die tijd
kost om te leren beheersen. Oefening en een goede voorbereiding helpen
u om goede lassen te maken
Foutopsporing
Bij het optreden van problemen volgt u de volgende stappen op:
• Controleer of de lasspanning geschikt is voor het type en diameter
elektrode dat wordt gebruikt
• Controleer of de spanning is ingeschakeld en het spanning indicator
lampje brand. Wanneer het lampje niet brand is er een fout in de
spanning toevoer. (Een zekering is mogelijk gesprongen)
• Controleer of de juiste spanning, als aangegeven op het gegevensplaatje
van de lasmachine, gebruikt wordt
• Controleer of de werkcyclus niet is overschreden en of de thermische
spanning onderbreking in werking is
• Controleer of de kabels niet beschadigd zijn en er geen kortsluiting
veroorzaakt wordt
• Controleer of alle aansluitingen juist zijn. Let daarbij vooral op de werk
klem. Deze hoort juist op het werkstuk geklemd te zijn zonder enig vet,
verf of andere middelen die kunnen zorgen voor een slechte aansluiting.
Accessoires
De accessoires verkrijgbaar bij uw Silverline handelaar complementeren en
intensiveren het gebruik van uw lasinverter.
37