Bedieningen en signaleringen FIG1
A ) Toets "Mode" voor de selectie van de programma's.
P1) Laadprogramma 14,4V
P2) Laadprogramma 14,7V
P3) Laadprogramma 13,6V "dc output"
P4) Laadprogramma 16,0V "egalisatie"
B)
Verklikkerlicht netspanning
C)
Verklikkerlichtsignaal voor fouten: verwisselde polariteit
D)
Verklikkerlichtsignaal met beperkte stroom (batterij erg
leeg)
E)
Verklikkerlichtsignaal voor laden (batterij leeg)
F)
Verklikkerlichtsignaal met constante spanning / behoud
(batterij 80% geladen)
G) Verklikkerlichtsignaal voor laadstatus (batterij geladen)
Technische gegevens
Voedingsspanning
Laadstroom
Laadspanning
Nominaal vermogen van de batterij 14 – 225 Ah
Laadcyclus: IIUoIUp met 5 fases van automatische commutatie
Aansluiting van de batterijlader
¾ Controleren of de spanning van de batterij overeenkomt
met de laadspanning van de batterijlader.
¾ Verzekert u zichzelf ervan dat de stekker niet in het
stopcontact zit.
¾ Sluit de rode klem (+) aan op de positieve pool en de zwarte
klem (-) op de negatieve pool van de batterij.
¾ Plaats de stekker in het stopcontact om te beginnen met
laden.
L
Het verklikkerlichtsignaal "C" licht op, als u de klemmen
op de batterij hebt aangesloten met verwisselde polariteit.
De aansluiting wijzigen.
¾ Selecteer met de toets MODE het door de batterij gevraagde
laadprogramma.
¾ Om het laden te onderbreken, de stekker van het
stopcontact loskoppelen en pas daarna de klemmen van
de batterij loskoppelen.
L
Het verklikkerlichtsignaal "B" geeft aan dat de batterijlader
gevoed wordt.
L
Als het verklikkerlichtsignaal van een van de
laadprogramma's knippert, betekent dat dat de aansluiting
op de batterij niet correct is. Het stopcontact controleren
en de klemmen nakijken.
Selectie van het laadprogramma
U kunt een van de volgende laadprogramma's selecteren:
P1) Laden bij 14,4 Volt
Geschikt voor batterijen met vermogen tussen 14 - 225Ah:
bv. auto's.
P2) Laden bij 14,7 Volt
Geschikt voor batterijen met vermogen tussen 14 - 225Ah:
bv. auto's.
Sommige fabrikanten van batterijen raden dit programma aan
voor batterijen die functioneren bij temperaturen onder 5°C.
Het laden van de programma's P1, P2 volgt een cyclus
IIUoIUp met 5 fases van automatische commutatie. FIG 2
FASE 1
Laadt met de beperkte stroom tot 3A totdat de spanning van
de batterij meer dan 10,5V bedraagt: (verklikkerlichtsignaal
"D" is aan). Deze fase is van korte duur, mits de batterij niet
erg leeg is.
950519-07 23/09/15
All manuals and user guides at all-guides.com
Als de fase langer duurt dan 6 uur, wordt het laden
geblokkeerd en gaat het verklikkerlichtsignaal "C" aan om
aan te geven dat de batterij defect is of het vermogen te hoog
(meer dan 225Ah).
FASE 2
Laadt met de maximaal ingestelde stroom totdat de spanning
van de batterij meer dan 14,4V of 14,7V bedraagt, afhankelijk
van het programma: (verklikkerlichtsignaal "E" aan). In deze
fase wordt de batterij tot ca. 80% van de lading gebracht.
FASE 3
Laadt met constante spanning totdat de geleverde stroom de
waarde van 0,5A bereikt: (verklikkerlichtsignaal "F" aan).
L
230 Volt 50/60 Hz
7 Amp. max.
12 Volt
FASE 4
Einde van het laden en overgang tot de status van controle
van de batterij: (verklikkerlichtsignaal "G" aan). Als de
batterij eenmaal meer dan 95% is geladen, controleert de
batterijlader de spanning van de batterij om de 3 minuten.
Als de spanning onder de 12,7V raakt (voor het programma
P1) of 12,9V (voor het programma P2), overgaan tot de
daaropvolgende fase.
FASE 5
Behoud: De batterijlader laadt met de maximumstroom van 5A
totdat de spanning weer meer dan 14,4V of 14,7V bedraagt,
afhankelijk van het programma: (verklikkerlichtsignalen "F"
en "G" tegelijkertijd aan). De daaropvolgende controle van de
spanning vindt 3 minuten na beëindiging van het laden plaats.
De controlecyclus van de laadstatus en behoud garandeert
het tot een minimum beperken van de vloeistofverliezen en
het zo veel mogelijk verlengen van de bruikbaarheidsduur
van de batterij.
P3) Laden bij constante spanning 13,6 Volt /
Stroomvoorzieningstoestel
Dit programma is geschikt om een batterij van 12V, die een
spanning onder 2V levert, tot de noodzakelijke spanning
te brengen om vervolgens de andere laadprogramma's te
gebruiken.
Het laden gebeurt met constante spanning van 13,6V en een
maximumstroom van 7A: (verklikkerlichtsignaal "E" aan).
De lichte overbelasting waaraan de batterij wordt blootgesteld,
veroorzaakt een constant licht vloeistofverlies en is dus niet
de functie die de duur van de batterij optimaliseert.
In
stroomvoorzieningstoestel voor inrichtingen die 13,6V
nodig hebben met een maximumstroom van 7A. Als
de geabsorbeerde stroom 7° overschrijdt, daalt de
uitgangsspanning totdat de beveiliging tegen overbelasting
in werking treedt, die de voeding blokkeert en het
verklikkerlichtsignaal "C" voor storing activeert.
L
Als de batterij niet binnen 40 uur tot de gevraagde
waarden door fase 2 of 3 wordt gebracht, wordt het laden
geblokkeerd en gaat het verklikkerlichtsignaal "C" aan om
aan te geven dat de batterij defect is of het vermogen te
hoog (meer dan 225Ah).
V
erzekert u zichzelf ervan dat het programma P1 of P2
op de batterijlader is ingesteld, alvorens deze lange tijd
aangesloten te laten.
M
ocht de voeding komen te ontbreken, dan wordt door de
batterijlader na het herstel automatisch de vooraf gekozen
lading overgenomen.
D
e batterij niet voor lange periodes onbewaakt laten.
deze
modus
kan
de
In deze modus zijn de functie antivonken en de indicatie
voor Omwisseling polariteit gedeactiveerd.
batterijlader
dienen
als
19