N°1 Frame (Ref. A)
N°1 Eenheid (Ref. B)
N°1 Bovenste steunbasis voor de eenheid (Ref. C)
N°1 Onderste steunbasis voor de eenheid (Ref. D)
N°1 Onderlegring Ø 6 mm (Ref. F)
N°1 Moer M6 (Ref. G)
N°1 Inbussleutel
N°2 Onderlegringen Ø 6 mm (Ref. I)
Ref. M)
N°2 Voorste nivelleringsstukken (Ref. N)
Ref. P)
Op de overzichtstekening aangegeven
vlakke ondergrond.
heid (D) scharnierend met de bovenste steunba-
sis voor de eenheid (C) op de metalen buis van
de standaard (Afb. 2). Plaats de basis binnen de
grenzen die op de sticker staan (Afb. 3) en zet
alles met de schroef (E) + onderlegring (F) + moer
(G) vast (Afb. 4).
(H) + onderlegringen (I) op de basis (C, D) (Afb. 5).
Ref. E)
Ref. H)
Ref. L)
Ref. O)
verschillende gaten op basis van de diameter van
het wiel van de fiets:
voor wielen van 26", paar gaten aan de voorkant (Afb. 8)
van het achterwiel van de fiets goed bevestigd is.
van het achterste snelloskoppelmechanisme in de
linkerbus (Afb. 11). Om de fiets op een veiligere
manier op de standaard vast te zetten moet u con-
troleren of de hendel van het snelloskoppelmecha-
nisme in horizontale richting gedraaid is (Afb. 12).
erop dat de hendel het snelloskoppelmechanisme
in het van tevoren bepaalde werkgebied, binnen
het gebied van 55° tot 65°, indrukt (Afb. 13).
in de eerdere werkstand begint in te drukken
(Afb.14), moet de rechter inbusstift (R) (Afb. 15)
het van tevoren bepaalde werkgebied begint te
werken (binnen het gebied van 55° en 65°) (Afb. 13).
in de latere werkstand begint in te drukken (Afb.
16), moet de linker inbusstift (R) (Afb. 17) zodanig
tevoren bepaalde werkgebied begint te werken
-
(binnen het gebied van 55° en 65°) (Afb. 13).
(Afb. 18) moet de weerstandseenheid (B) ver-
plaatst worden door de bevestigingsschroeven (H)
van de eenheid los te draaien en ze in de meest
geschikte stand aan te draaien (Afb. 19, 20 en 21).
de hele basis (C, D) verplaatst worden door de
bevestigingsschroeven van de basis los te draa-
ien waarna de basis in de meest geschikte stand
vastgezet moet worden (Afb. 21 en 22).
NL
13