34 | Nederlands
tectiediepte onderzocht. Herkend worden objecten die zich
onderscheiden van het materiaal van de muur.
Beweeg het meetgereedschap in een rechte lijn in richting B
over de muur.
Beweeg het meetgereedschap altijd met een lichte druk over
de ondergrond, zonder het op te tillen of de aandrukkracht
te veranderen.
Tijdens de meting moeten de glijders (6) altijd contact met
de ondergrond hebben.
Meetprocedure
Na het inschakelen brandt de lichtring (1) groen.
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken opper-
vlak en beweeg het in richting B.
– Als het meetgereedschap een object nadert, dan neemt
de uitslag in de meetaanduiding (h) toe en de lichtring (1)
brandt geel.
– Als het meetgereedschap zich van het object verwijdert,
dan neemt de uitslag af.
– Boven het midden van een object laat de meetaanduiding
de maximale uitslag zien; de lichtring (1) brandt rood en
er is een geluidssignaal te horen.
Bij kleine of diep liggende objecten kan de lichtring (1) geel
blijven branden en kan er eventueel geen geluidssignaal te
horen zijn.
Bredere objecten worden niet over de gehele breedte
u
door de lichtring of het geluidssignaal aangegeven.
Zodra het meetgereedschap een object onder het sensor-
midden heeft gelokaliseerd, wordt de fijnverdeelschaal (i)
geactiveerd. Om het object nauwkeuriger te lokaliseren, be-
weegt u het meetgereedschap herhaaldelijk (3×) over het
object heen en weer. De fijnverdeelschaal laat een volle uit-
slag zien, wanneer het object onder het sensormidden ligt
(ongeacht hoeveel balkjes in de meetaanduiding (h) worden
weergegeven).
Bredere objecten in de ondergrond zijn herkenbaar door een
aanhoudende, hoge uitslag van de meetaanduiding (h) en
fijnverdeelschaal (i). De lichtring (1) brandt geel. De duur
van de hoge uitslag komt ongeveer overeen met de object-
breedte.
Als zeer kleine of diep liggende objecten worden gezocht en
de meetaanduiding (h) slaat slechts gering uit, beweegt u
het meetgereedschap herhaaldelijk horizontaal en verticaal
over het object. Let op de uitslag van de
fijnverdeelschaal (i).
Voordat u in de muur boort, zaagt of freest, moet u
u
zich nog via andere informatiebronnen tegen risico's
indekken. Omdat de meetresultaten door omgevingsin-
vloeden of de hoedanigheid van de muur beïnvloed kun-
nen worden, kan er gevaar bestaan, hoewel de
meetaanduiding (h) geen object in het sensorgebied aan-
geeft, er geen geluidssignaal te horen is en de
lichtring (1) groen brandt.
Aanduiding van metalen objecten
Als het meetgereedschap zich boven een metalen object be-
vindt (de lichtring (1) brandt rood), wordt het soort metaal
1 609 92A 6V7 | (16.08.2021)
op het display weergegeven: bij magnetische metalen (bijv.
ijzer) verschijnt de aanduiding magnetische metalen (d), bij
niet-magnetische (bijv. koper) de aanduiding niet-magneti-
sche metalen (c).
Om de metaalsoorten van elkaar te kunnen onderscheiden,
moet het meetgereedschap zich boven het gevonden meta-
len voorwerp bevinden (de lichtring (1) brandt rood en de
fijnverdeelschaal (i) laat een hoge uitslag zien).
Aanwijzing: bij bouwstaalmatten en wapeningen in de on-
derzochte ondergrond is er over het gehele vlak een uitslag
in de meetaanduiding (h) te zien. Typisch verschijnt bij
bouwstaalmatten direct boven de ijzerstaven de aanduiding
magnetische metalen (d), tussen de ijzerstaven de aandui-
ding niet-magnetische metalen (c).
Aanduiding spanningvoerende leidingen
Als een spanningvoerende leiding wordt gevonden, ver-
schijnt op het display de aanduiding voor spanningvoerende
leidingen (e). Beweeg het meetgereedschap herhaaldelijk
over het vlak om de spanningvoerende leiding nauwkeuriger
te lokaliseren. Nadat er meerdere keren overheen is bewo-
gen, kan de spanningvoerende leiding zeer nauwkeurig wor-
den aangegeven. Als het meetgereedschap zich heel dicht
bij de leiding bevindt, dan knippert de lichtring (1) rood en is
er een geluidssignaal met snel opeenvolgende tonen te ho-
ren.
Aanwijzingen:
– Spanningvoerende leidingen kunnen gemakkelijker wor-
den gevonden, wanneer stroomverbruikers (bijv. lampen,
apparaten) op de gezochte leiding aangesloten en inge-
schakeld worden. Schakel de stroomverbruikers uit,
voordat u in de muur boort, zaagt of freest.
– Onder bepaalde omstandigheden (zoals bijv. achter
metalen oppervlakken of achter oppervlakken met
een hoog watergehalte) kunnen spanningvoerende
leidingen niet betrouwbaar worden gevonden. De sig-
naalsterkte van een spanningvoerende leiding is afhanke-
lijk van de ligging van de kabels. Controleer daarom door
verdere metingen in de directe omgeving of andere infor-
matiebronnen of een spanningvoerende leiding aanwezig
is.
– Niet-spanningvoerende leidingen kunt u als metalen ob-
jecten in de gebruiksmodus Metaal vinden. Gevlochten
kabels worden daarbij niet aangegeven (in tegenstelling
tot kabels van stevig materiaal).
– Statische elektriciteit kan ertoe leiden dat leidingen niet
of onnauwkeurig (bijv. over een groot gebied) worden
aangegeven. Om de aanduiding te verbeteren, legt u uw
vrije hand naast het meetgereedschap vlak op de muur
om de statische elektriciteit te verminderen.
Aanwijzingen voor werkzaamheden
Objecten markeren
U kunt gevonden objecten indien gewenst markeren. Meet
zoals gebruikelijk.
Bosch Power Tools