dingsgassen is het noodzakelijk dat
de opening van het afvoerkanaal ten
minste 0,4 m uitsteekt boven enige
andere installatie die minder dan 8
m van de schoorsteen is verwijderd
(met inbegrip van de top van het
dak);
– de diameter van het rookkanaal
dient niet kleiner te zijn dan die van
de ketelaansluiting; voor rookkana-
len met een vierkante of rechthoe-
kige doorsnede dient de inwendige
doorsnede met 10% te worden ver-
groot vergeleken bij de doorsnede
van de ketelaansluiting;
– de nuttige sectie van de schouw
moet voldoen aan de volgende for-
mule:
P
S = K
√H
S gemiddeld resultaat in cm
K verminderingscoëfficient:
LE G EN D A
IG Hoofdschakelaar
TB Boilerthermostaat
R Relais
TL Begrenzingsthermostaat
TS Beveiligingsthermostaat
EI Zomer/winter-schakelaar
TC Verwarmingsthermostaat
SPA Controlelampje waterpressostaat
SA Controlelampje aanwezigheid spanning
PA Waterpressostaat
PI Pomp CV
PB Pomp boiler
58
– 0,045 voor hout
– 0,030 voor kolen
– 0,024 voor stookolie
– 0,016 voor gas
P vermogen van de vuurhaard in
de ketel en kcal/h
H hoogte van de schouw in meters,
gemeten vanaf de as van de
vlam tot aan de uitgang van de
schouw in de atmosfeer, ver-
minderd met:
– 0,50 m voor iedere elleboog
tussen ketel en schouw
– 1,00 m voor iedere meter
buislengte tussen ketel en
schouw.
2.5
ELEKTRISCHE AANSLUITING
De ketel is voorzien van een stroom-
snoer en dient te worden gevoed met
2
een eenfasige spanning van 230V -
50Hz met behulp van een door zeke-
B
B1 Brander met permanente toevoer
TA Kamerthermostaat
OP Programmeerklok
OPMERKINGEN: Verwijder bij het aansluiten van
de kamerthermostaat (TA) de brug tussen de
klemmen 20-21.
Verwijder bij het aansluiten van de programme-
erklok (OP) de brug tussen de klemmen 30-31.
ringen beveiligde hoofdschakelaar.
De kamerthermostaat (die niet wordt
meegeleverd) die noodzakelijk is voor
het verkrijgen van een betere tem-
peratuurregeling, dient te worden
aangesloten zoals aangeduid op de
schema's (fig. 5) en nadat de oor-
spronkelijke brug is verwijderd.
Sluit vervolgens de bijgeleverde voe-
dingskabel van de brander en van de
circulatiepomp van de installatie aan.
OPMERKINGEN:
Het toestel moet op een deugdelijk
geaard stopcontact aangesloten wor-
den. De fabrikant wijst alle aanspra-
kelijkheid af voor ongevallen die het
gevolg zijn van het niet aarden van
de ketel.
Alvorens welke werkzaamheden dan
ook aan het elektrische schakelpane-
el uit te voeren moet eerst de elektri-
sche stroomtoevoer uitgeschakeld
worden.
LET OP: De bruine kabel
(geïsoleerd) wordt uitslu-
itend gebruikt voor het
aansluiten van branders
met permanente toevoer
(type B1).
Brander met rechtstreekse toevoer
(niet meegeleverd)
(niet meegeleverd)
Fig. 5