3.
BEDIENING
3.1 Overzicht van het opstartscherm en bedieningstoetsen
11
10
9
Knop
ON/ZERO
Primaire functie
(Kort drukken)
Als de indicator is
ingeschakeld, wordt de
nulstand ingesteld.
Secundaire functie
Off
(Lang drukken)
Hiermee schakelt u de
indicator in of uit.
Yes
Menufunctie
(Kort drukken)
Hiermee aanvaardt u de
huidige instelling op het
display.
8
7
6
5
4
PRINT
Hiermee verzendt u de
huidige waarde naar de
geselecteerde COM-
poort als AUTOPRINT is
ingesteld op Uit.
Units
Hiermee wijzigt u de
weegeenheid.
No
Hiermee gaat u door
naar het volgende menu
of menu-instelling en
weigert u de huidige
instelling op het display
en gaat u door naar de
volgende beschikbare
instelling en
verhoogt u de ingestelde
waarde.
1
2
3
FUNCTION
Hiermee start u een
applicatiemodus.
Mode
Hiermee wijzigt u de
applicatiemodus.
Door deze ingedrukt te
houden, kunt u bladeren
door de modi.
Back
Hiermee keert u terug
naar het vorige menu-
item en verlaagt u de
waarde.
Nr.
Aanduiding
1
Symbolen pond, kliogram,
gram
2
Symbool accufunctie
3
Knop TARE Menu
4
Knop FUNCTION Mode
5
Accumulatiesymbool
6
Symbool NET-functie
7
PRINT-eenhedenknop
8
PCS-functiesymbool
9
Symbool stabiel gewicht
10
Knop ON/ZERO Off
11
Indicator nulinstelling
TARE
Hiermee voert u een
tarreerbewerking uit.
Menu
Hiermee opent u het
gebruikersmenu.
Exit
Hiermee sluit u het
gebruikersmenu
en breekt u de kalibratie
af die wordt uitgevoerd.
NL-3