Gevaar van blootstelling aan chemicaliën. Volg alle laboratorium technische veiligheidsvoorschriften
op en draag alle persoonlijke beschermingsuitrustingen die geschikt zijn voor de gehanteerde
chemicaliën. Raadpleeg de huidige veiligheidsinformatiebladen (MSDS/SDS) voor
veiligheidsprotocollen.
Gevaar van blootstelling aan chemicaliën. Chemicaliën en afval dienen te worden afgevoerd in
overeenstemming met de plaatselijke, regionale en nationale voorschriften.
6.4.1 Informatie over sensorkalibratie
De natte kalibratiemethode dient te worden gebruikt voor het kalibreren van de
geleidbaarheidsensor:
• Nat kalibreren—gebruik lucht (Nul kal) en een buffer of een procesmonster met een bekende
waarde voor het definiëren van een kalibratiecurve. Voor de beste nauwkeurigheid wordt een
kalibratie met buffer aanbevolen. Wanneer het procesmonster wordt gebruikt, moet de
referentiewaarde worden bepaald met een tweede verificatie-instrument. Zorg ervoor dat de T-
factor voor nauwkeurige offset van de temperatuur in het configuratiemenu wordt ingevuld.
Tijdens de kalibratie worden geen gegevens naar de gegevenslog gestuurd. De gegevenslog kan
daarom gedeeltes hebben waarin de gegevens intermitterend zijn.
6.4.2 Procedure nulkalibratie
Gebruik de procedure nulkalibratie voor het definiëren van het unieke nulpunt van de
geleidbaarheidsensor. Het nulpunt moet gedefinieerd zijn voordat de sensor voor de eerste keer
gekalibreerd wordt met een buffer of een procesmonster.
1. Verwijder de sensor uit het proces. Veeg de sensor schoon met een schone doek of gebruik
perslucht om de sensor schoon en droog te maken.
2. Druk op de toets MENU en selecteer Sensor Setup (Sensorsetup), [sensor selecteren], Calibrate
(Kalibreren).
3. Druk op ENTER voor het selecteren van Nul Kal.
4. Wanneer er in het menu Security een wachtwoord voor de controller is geactiveerd, dient u het
wachtwoord in te voeren.
5. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:
Optie
Omschrijving
Actief
Het instrument verzendt de actuele uitgangsmeetwaarde tijdens de kalibratieprocedure.
Hold
De sensoruitgangswaarde wordt vastgezet op de actuele meetwaarde tijdens de
kalibratieprocedure.
Overzenden Een vooringestelde uitgangswaarde wordt tijdens de kalibratie verzonden. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de controller om de vooraf ingestelde waarde te wijzigen.
6. Houd de droge sensor in de lucht en druk op ENTER.
7. Bekijk het kalibratieresultaat:
• Geslaagd—het nulpunt is ingesteld.
• mislukt—de waarde bevindt zich buiten de geaccepteerde limieten. Zorg ervoor dat de sensor
droog is en herhaal de procedure nulkalibratie. Controleer of het probleem niet wordt
veroorzaakt door de digitale verlengkabel of overmatige elektrische ruis.
8. Als de kalibratie voltooid is, drukt u op ENTER om verder te gaan.
148 Nederlands
W A A R S C H U W I N G
V O O R Z I C H T I G