Montage; 8 3. Uitlaatdruk Instellen; Instandhouding; Toepassingsgebied - Honeywell D06FH Instrucciones De Instalación

Ocultar thumbs Ver también para D06FH:
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 7
1. Installatie
Tijdens het installeren dienen de plaatselijke
voorschriften alsmede de algemene richtlijnen en
het installatievoorschrift in acht te worden
genomen. De installatieruimte moet vorstvrij en
goed toegankelijk zijn. Voor en achter de
reduceerklep moeten er afsluiters aangebracht
worden.
Bij een aansluitwijdte van 1
1
/
" + 2" moet er aan
4
de uitgangszijde het meegeleverde Venturi-
knijpstuk met O-ring ingevoegd worden
(afb. 2).

2. Montage

1. De buisleiding goed uitspoelen.
2. De reduceerklep monteren
Venturi-knijpstuk invoegen (alleen voor
1
1
/
" + 2", zie afb.)
4
Doorstroomrichting in acht nemen (richting
v.d. pijl)
Montage in een horizontale leiding met
naar beneden gerichte zeefhouder
Bij het monteren spannings- en
verbuigingseffecten vermijden.
Indien de aansluitstukken gesoldeerd
moeten worden, dan niet tezamen met de
reduceer-klep solderen. Hoge
temperaturen maken het binnenwerk stuk.
3. Uitlaatdruk instellen (zie hoofdstuk 3).
3. Het instellen van de uitlaatdruk
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Schroef 3 met gleuf losdraaien
Niet eruitdraaien !
4. Drukveer ontspannen
Afstelknop 4 naar links (-) draaien.
5. Klep 2 sluiten.
6. Klep 1 langzaam openen.
7. Uitlaatdruk instellen
Afstelknop 4 naar rechts (+) draaien tot
de manometer (
bijbehorend onderdeel
M07) de gewenste uitlaatdruk aangeeft.
8. Schroef 3 met gleuf weer vastdraaien.
9. Klep 2 langzaam openen.
10. De drukreduceerklep is nu gereed voor het
gebruik.
NL

4. Instandhouding

Wij raden de gebruiker aan, een onderhouds-
contract met een installatiebedrijf af te sluiten.
Overeenkomstig DIN 1988, deel 8, dienen
de volgende maatregelen te worden
getroffen :
4.1 Inspectie
Eenmaal per jaar door de gebruiker of door een
installatiebedrijf te verrichten.
1. Klep 2 sluiten.
2. Controle van de ingestelde uitlaatdruk op de
manometer, wanneer er geen water stroomt.
De druk mag niet toenemen. Blijft de druk
niet bestendig en loopt deze langzaam op,
dan dient men het binnenwerk van de klep
na te zien en eventueel te vervangen
zoals onder de rubriek "onderhoud"
beschreven.
3. Klep 2 langzaam openen.
4.2 Onderhoud
Dient door een installatiebedrijf te worden
verricht. Het tijdsinterval (1 - 3 jaar vlg. DIN
1988) is afhankelijk van de plaatselijke
bedrijfscondities.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Schroef 3 met gleuf losdraaien
Niet eruitdraaien !
4. Veer voor de instelwaarde ontspannen door
de afstelknop 4 naar links (-) te draaien.
5. Klep 2 sluiten.
6. Veerkap erafschroeven.
Dubbele ringsleutel ZR06K gebruiken.
bijbehorend gereedschap.
7. Slipring 5 wegnemen.
8. Binnenwerk van de klep 6 het met een tang
eruitlichten en de zeefhouder 7
erafschroeven.
Nazien, of afdichtring 8 , knijpstukrand 9
en groefring 10 in goede staat verkeren en
zonodig het binnenwerk 6 volledig
vervangen. Filterhuls 11 schoonmaken.
9. Montage in omgekeerde volgorde.
Met de vinger op het membraan drukken
alvorens slipring 5 aan te brengen.
10. Uitlaatdruk door draaien van de afstelknop
instellen (zie hoofdstuk 3).
8
4.3 Reiniging
Zonodig kan de zeefhouder en de filterhuls
gereinigd worden. Dit kan door de gebruiker of
door een installatiebedrijf gedaan worden.
Voor het reinigen van synthetische onder-
delen geen schoonmaakproducten
gebruiken, die oplosmiddelen bevatten.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Klep 2 sluiten.
4. Zeefhouder 7 erafschroeven.
5. Filterhuls 11 verwijderen, reinigen en weer
aanbrengen.
6. O-ring 12 licht met siliconvet insmeren en
op de zeefhouder 7 drukken.
7. Zeefhouder er weer inschroeven.
8. Klep 1 en 2 langzaam openen.

5. Toepassingsgebied

Medium
Water en andere niet
bijtende vloeistoffen,
perslucht* en stikstof*
Inlaatdruk
max. 25 bar
Uitlaatdruk
1,5 - 12 bar
Bedrijfstemperatuur
max. 70 °C
Minimum drukverlies
1 bar
Aansluitingswijdten
1
/
" - 2"
2
6. Veiligheidswenken
1. Bedient u zich van de apparatuur
in onberispelijke conditie
overeenkomstig de doelstelling daarvan
rekening houdend met veiligheid en
mogelijke gevaren.
2. Neemt u het installatievoorschrift in acht.
3. Laat u defecten, die aan de veiligheid
afbreuk kunnen doen, onmiddellijk
verhelpen.
4. De drukreduceerklep D06FH is uitsluitend
bestemd voor de in dit installatievoorschrift
vermelde toepassingsgebieden. Een ander
of daaraan te buiten gaand gebruik wordt
geacht in strijd te zijn met zijn doelstelling.
5. Alle montagewerkzaamheden dienen door
vakkundig en daartoe gemachtigd personeel
te worden verricht.
NL
7. Reserveonderdelen en
toebehoren
Zie bladzijden 14, 15
*In het kader van de toelatingsprocedure van de installatie
volgens PED moet ook dit product als deel van de installatie
worden gecertificeerd.
9
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido