De buitendiameter en de dikte van het
inzetgereedschap moeten overeen-
komen met de maatgegevens van het
elektrische gereedschap.
Inzetgereedschappen met onjuiste
afmetingen kunnen niet voldoende
afgeschermd of gecontroleerd worden.
Inzetgereedschappen met schroefdraad-
inzetstuk moeten nauwkeurig op de
schroefdraad van de uitgaande as
passen. De gatdiameter van met een flens
gemonteerde inzetgereedschappen moet
passen bij de opnamediameter van de
flens. Inzetgereedschappen die niet
nauwkeurig op de uitgaande as van het
elektrische gereedschap passen,
draaien ongelijkmatig, trillen sterk en
kunnen tot het verlies van de controle
leiden.
Gebruik geen beschadigde inzetgereed-
schappen. Controleer voor het gebruik
altijd inzetgereedschappen zoals
slijpschijven op afsplinteringen en
scheuren, steunschijven op scheuren of
sterke slijtage en draadborstels op losse
of gebroken draden. Als het elektrische
gereedschap of het inzetgereedschap
valt, dient u te controleren of het bescha-
digd is, of gebruik een onbeschadigd
inzetgereedschap. Als u het inzetgereed-
schap hebt gecontroleerd en ingezet,
laat u de machine een minuut lang met
het maximale toerental lopen.
Daarbij dient u en dienen andere perso-
nen uit de buurt van het ronddraaiende
inzetgereedschap te blijven.
Beschadigde inzetgereedschappen
breken meestal gedurende deze testtijd.
Draag persoonlijke beschermende uit-
rusting. Gebruik afhankelijk van de toe-
passing een volledige gezichtsbescher-
ming, oogbescherming of veiligheidsbril.
Draag indien van toepassing een stof-
masker, een gehoorbescherming,
werkhandschoenen of een speciaal
schort dat kleine slijp- en metaaldeeltjes
tegenhoudt. Uw ogen moeten worden
beschermd tegen wegvliegende deeltjes
die bij ver-schillende toepassingen
ontstaan. Een stof- of ademmasker moet
het stof filteren dat bij de toepassing
ontstaat. Als u lang wordt blootgesteld
68
Haakse slijpmachine L 21-6 230/L 21-8 180/L 24-6 230/L 2100
aan luid lawaai, kan uw gehoor worden
beschadigd.
Let erop dat andere personen zich
op een veilige afstand bevinden van
de plaats waar u werkt. Iedereen
die de werkomgeving betreedt, moet
persoonlijke beschermende uitrusting
dragen. Brokstukken van het werkstuk
of gebroken inzetgereedschappen
kunnen wegvliegen en verwondingen
veroorzaken, ook buiten de directe
werkomgeving.
Houd het gereedschap alleen aan
de geïsoleerde greepvlakken vast
als u werkzaamheden uitvoert waarbij
het inzetgereedschap verborgen stroom-
leidingen of de eigen stroomkabel kan
raken. Contact met een onder spanning
staande leiding kan ook metalen delen
van het gereedschap onder spanning
zetten en tot een elektrische schok
leiden.
Houd de stroomkabel uit de buurt van
draaiende inzetgereedschappen.
Als u de controle over het gereedschap
verliest, kan de stroomkabel worden
doorgesneden of meegenomen en uw
hand of arm kan in het ronddraaiende
inzetgereedschap terechtkomen.
Leg het elektrische gereedschap nooit
neer voordat het inzetgereedschap
volledig tot stilstand is gekomen.
Het draaiende inzetgereedschap kan
in contact komen met het oppervlak,
waardoor u de controle over het elek-
trische gereedschap kunt verliezen.
Laat het elektrische gereedschap niet
lopen terwijl u het draagt. Uw kleding kan
door toevallig contact met het draaiende
inzetgereedschap worden meegenomen
en het inzetgereedschap kan zich in uw
lichaam boren.
Reinig regelmatig de ventilatieopeningen
van het elektrische gereedschap.
De motorventilator trekt stof in het huis
en een sterke ophoping van metaalstof
kan elektrische gevaren veroorzaken.
Gebruik het elektrische gereedschap niet
in de buurt van brandbare materialen.
Vonken kunnen deze materialen
ontsteken.