NL
1. HOE WERKT EEN LUCHTONTVOCHTIGER (tek. 1.)
1. Koelingelement
met koelmiddel
2. Vochtige lucht
3. Microschakelaar
4. Watertank
De luchtontvochtiger regelt de relatieve vochtigheid in afgesloten
ruimtes door lucht op te zuigen en over koelelementen te leiden.
Het koude oppervlak van de koelelementen laat het vocht in de
lucht condenseren. Het condenswater wordt opgevangen in de
watertank. De gedroogde lucht wordt door de uitblaasrooster
weer in het vertrek geblazen. De lucht wordt nog iets
opgewarmd, voordat deze door een uitblaasrooster weer in het
vertrek wordt geblazen.
2. PLAATSING (tek. 2.)
Vochtige lucht verspreidt zich, net als hinderlijke (kook)luchtjes,
door het gehele huis. Het is dan ook raadzaam om de
luchtontvochtiger op een centrale plaats neer te zetten, zodat de
vochtige lucht van alle kanten uit het gehele huis kan worden
aangezogen. Heeft u een serieus vochtprobleem in een vertrek,
begin dan in die ruimte. Later als het vochtprobleem is opgelost,
kunt u de luchtontvochtiger desgewenst verplaatsen naar een
meer centrale plaats.
Zet de luchtontvochtiger stabiel op een vlakke ondergrond. Zet
de luchtontvochtiger zoveel mogelijk waterpas en zorg ervoor dat
de lucht onbelemmerd kan worden aangezogen en uitgeblazen.
Zorg er dus voor dat aan alle kanten van het apparaat minstens
10 cm (4") vrije ruimte wordt behouden. Voor extra praktisch
gebruik en mobiliteit heeft uw luchtontvochtiger 4 draaiwieltjes.
Indien u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het eerst uit te
zetten, het snoer uit het stopcontact te halen en de watertank te
legen. Het gebruik van een verlengsnoer wordt afgeraden. Zorg
er dus voor dat het apparaat niet te ver van een stopcontact
wordt geplaatst. Indien een verlengsnoer toch noodzakelijk blijkt
te zijn, let erop dat de diameter van de stroomkabels minstens 1
mm2 bedraagt. Het beste effect wordt verkregen in een ruimte
met gesloten buitendeuren en ramen wanneer de
luchtontvochtiger aan staat.
3. INSTRUCTIES VÓÓR HET GEBRUIK
LET OP!
• Het apparaat moet altijd rechtop staan.
• Vóór het aansluiten van uw luchtontvochtiger moet deze
minimaal 1 uur rechtop hebben gestaan na het transport
ervan of nadat deze is gekanteld (bijv. tijdens reiniging ervan).
• Blokkeer de openingen (lucht in- en uitlaten) niet.
• Controleer de netspanning. De luchtontvochtiger is uitsluitend
geschikt voor de aansluitspanningen die staan aangegeven
op het typeplaatje aan de achterkant van het apparaat.
• Als de stroomkabel van de luchtontvochtiger is beschadigd,
dient deze vervangen te worden door een deskundige
servicemonteur om ieder risico te voorkomen.
• Zet het apparaat nooit aan en schakel het nooit uit door de
stekker uit het stopcontact te trekken. Gebruik hiervoor altijd
de schakelaar op het bedieningspaneel.
• Indien u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het eerst uit te
zetten, de stekker uit het stopcontact te halen en de watertank
te legen.
• Gebruik geen spray tegen ongedierte of anderen brandbare
schoonmaakmiddelen.
• Reinig de luchtontvochtiger nooit door het apparaat met water
te besproeien of in water te dompelen.
• DIT APPARAAT IS NIET BESTEMD VOOR GEBRUIK DOOR
PERSONEN (INCLUSIEF KINDEREN) MET EEN BEPERKT
LICHAMELIJK, ZINTUIGLIJK OF GEESTELIJK VERMOGEN
OF DOOR PERSONEN ZONDER ERVARING DIE NIET ZIJN
GETRAIND DOOR IEMAND DIE VERANTWOORDELIJK IS
VOOR HUN VEILIGHEID. LET ER OP DAT KINDEREN NIET
MET HET APPARAAT SPELEN.
BELANGRIJK!
Het apparaat mag niet worden gebruikt bij temperaturen
onder 5° C, om zo ijsafzetting op de verdamper te
voorkomen.
5. Compressor
6. Droge, opgewarmde lucht
7. Ventilator
8. Verwarmingselement
4. ONDERDELEN (tek. 3.)
1. Voorplaat
2. Bedieningspaneel
3. Luchtuitlaat
4. Handgreep van het apparaat
5. WERKING (tek. 4.)
1. Bedieningspaneel
2. Schakelaar
ventilatorsnelheid
3. Controlelampje AAN/UIT
Bediening
1. Steek de netstekker van het apparaat in het stopcontact.
Controleer eerst of de netspanning overeenkomt met de
gegevens op het typeplaatje aan de achterkant van het
apparaat.
2. Voor een onafgebroken werking van het apparaat dient de
hygorstaat te worden ingesteld op "MAX".
3. Zet de draaiknop voor vochtregeling op de positie "OFF"
om het apparaat uit te schakelen.
Ventilatorsnelheid instellen
Deze luchtontvochtiger is uitgerust met een ventilator met twee
snelheden. Druk op:
Voor een hoge ventilatorsnelheid.
Voor een lage ventilatorsnelheid.
Hygrostaat instellen
1. Hygrostaat met de instellingen OFF – MAX.
2. Hygrostaat (vochtregelaar) instellen op het gewenste
vochtigheidsgehalte (De ontvochtigingscapaciteit groeit
met de wijzers van de klok mee). Voor een
onafgebroken werking van het apparaat
dient de hygorstaat te worden ingesteld op
"MAX".
6. WATERAFVOER
Zodra de watertank vol is, zal de compressor stoppen met
werken en het controlelampje "watertank vol" zal (rood) gaan
branden.
Om de watertank te legen, dient deze gewoon uit het apparaat te
worden gehaald met behulp van de handgreep op de watertank
(tek. 9.).
Leeg de tank en schuif de tank voorzichtig weer op zijn plaats.
Controleer of de indicator "tank vol" uit is en of de
luchtontvochtiger het weer doet. Indien dit niet zo is, controleer of
de tank goed op zijn plaats zit en corrigeer indien nodig.
Let op:
• Rommel niet aan de waterafvoer van de watertank en
beschadig deze niet, anders zal het apparaat stoppen met
werken.
• Indien de watertank niet juist is geplaatst, zal het
controlelampje "watertank vol" (rood) gaan branden.
VASTE WATERAFVOER
Voor een aansluiting met vaste afvoer dient het volgende te
worden gedaan:
1. Haal de watertank uit het apparaat.
2. Plaats de tuit zoals aangegeven in de afbeelding (tek. 5.).
A. Tuit van de vaste
waterafvoer
* Het apparaat zal niet aangaan zonder een watertank indien
de tuit niet
goed is gemonteerd.
3. Sluit een uiteinde van de afvoerslang aan op de tuit.
4. Sluit het andere einde van de slang aan op een vaste
waterafvoer en controleer of de slang niet geknikt of gedraaid
is.
7. ONDERHOUD
Alvorens (onderdelen van) het apparaat te reinigen resp. te
vervangen, dient u de stekker uit het stopcontact te halen.
SCHOONMAKEN VAN DE BUITENKANT
Gebruik alleen een zachte doek om de buitenkant van het
apparaat schoon te maken.
Gebruik geen bijtende of agressieve schoonmaakmiddelen in
spray, benzine, of stoffen met chemische middelen. Deze
middelen kunnen het apparaat blijvend beschadigen.
5.
Voedingskabels
6.
Filterinlaat
7.
Ombouw van het
apparaat
8.
Watertank
9.
Wieltjes
4. Controlelampje
"watertank vol"
5. Regelbare hygrostaat
B. De schakelaar van de
watertank is ingedrukt
na montage van de tuit.