13. Arbeidsaanwijzingen
13.1
Sproeiwerk
Uitschakelkraan openen: Hendel horizontaal -ON-
Uitschakelkraan sluiten: Hendel omhoog - OFF -.
De regeling van het debiet gebeurt met de daartoe
bestemde doseerhuls.
Als de sproeier vooral omhoog wordt gericht (hoge
bomen), is het aan te bevelen de als toebehoren
aangeboden vloeistofpomp te gebruiken
(bestelnr.: 49117).
Richtwaardentabel
doseerhuls
A
l/min
Stand 1
0,60
Stand 2
1,15
Stand 3
2,25
Stand 4
3,00
Met wijdstraalsproeier (7) en breedstraalsproeier
(7a);
Opmerking: De toebehorenkit van de
vloeistofpomp omvat een speciaal doseerelement,
dat moet worden ingebouwd als de vloeistofpomp
wordt gebruikt.
Opgelet: Als een vloeistofpomp wordt
gebruikt, moet er absoluut op worden
gelet dat er altijid voldoende sproeivloeistof in
het sproeivloeistofreservoir aanwezig is. Als
de vloeistofpomp droog loopt kan ze
beschadigd raken. Als het apparaat wordt
gebruikt als verstuiver en bij gebruik als blazer
moet de vloeistofpomp daarom worden
verwijderd.
13.2 Sproeien
Bij het sproeien van sproeimiddel moet met
behulp van geschikte maatregelen en werkwij-
zen worden verzekerd dat het ongewild vrijko-
men van sproeimiddel op andere oppervlakken
tot een minimum wordt beperkt en het afdrijven
in de omgeving wordt verhinderd.
Tijdens het sproeien dient u uiterst voorzichtig te
zijn.
B
A
B
l/min
l/min
l/min
0,15
0,55
0,50
0,25
1,20
1,20
0,40
2,30
2,10
0,45
3,05
3,00
Gebruik het apparaat niet bij wind of regen, om
te vermijden dat het sproeimiddel over een groot
oppervlak verdeeld raakt.
Voor u begint te werken, dient u de windrichting
te controleren en sproeirichting t.o.v. de bedie-
ner weg van de wind te kiezen.
Sproei bij voorkeur 's morgens of 's avonds,
omdat het dan eerder windstil is.
Zorg ervoor dat enkel zaken die echt moeten
worden gesproeid, bevochtigd worden.
Spuit niet in de richting van personen, dieren,
geopende deuren en vensters, auto's of alles
wat door chemicaliën beschadigd kan raken.
Sproeien:
Ga met stationair toerental naar het object, geef
volgas en open de sproeivloeistoftoevoer.
Brede sproeikop (7):
Fig. 6
Om perken en bomen te besproeien, is het aan te
bevelen altijd de brede sproeikop (7) op de rode
standaardkop (4) te steken. Daardoor is het bereik
groter en zijn de druppeltjes gelijkmatiger. De
brede sproeikop wordt op de standaardkop
geschoven tot de verdikking vergrendelt.
In dicht op elkaar geplaatste culturen en voor de
nabehandeling is het aan te bevelen ook het
breedstraalrooster (7a) op de brede sproeikop (7)
te steken. Daardoor wordt de sproeistraal gedempt
en verbreed - eventuele beschadigingen aan de
bladeren worden vermeden.
13.3 Resterend volume sproeimiddel
Zodra er tijdens het sproeien en bij correcte stand
van het doseerelement geen vloeistof met de
sproeistraal wordt afgeleverd of als er zich
luchtbellen in de toevoerslang vormen, moet het
apparaat worden uitgeschakeld.
In het sproeivloeistofreservoir zit dan nog minder
dan 100 ml vloeistof.
Als u geen sproeimiddel wenst toe te voegen en
wenst te stoppen met sproeien, dient u deze
resterende vloeistof te verdunnen met 2 liter water
en op het te behandelen oppervlak te spuiten.
Arbeidsaanwijzingen
NEDERLANDS 11