(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
lange periode opbergt (bijvoorbeeld
voor de winter), dient u ervoor te zor-
gen dat er precies genoeg brandstof in
de tank zit voor dat gebruik.
Alvorens de machine voor lange tijd op
te bergen, dient de brandstoftank volle-
dig te worden geleegd (zie 11).
7.4
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE
MOTOR (20)
Bij de aflevering zit er genoeg olie in de motor van
de machine.
Alvorens de machine te starten, het
oliepeil van de motor controleren.
Zie voor controleren / bijvullen van de
motorolie 9.5.1.
7.5
CONTROLE VAN HET TRANSMISSIEO-
LIEPEIL
Zie voor controleren / bijvullen van de
transmissieolie 9.7.1.
7.6
VEILIGHEIDSCONTROLES
Controleer, wanneer u de machine uitprobeert, of
de resultaten van de veiligheidscontroles overeen-
stemmen met hetgeen vermeld is in onderstaande
tabellen.
De veiligheidscontroles moeten voor
ieder gebruik worden uitgevoerd.
Als één van de resultaten van de con-
troles afwijkt van hetgeen in onder-
staande tabellen is aangegeven, mag u
de machine niet gebruiken!
Breng de machine naar een servi-
cewerkplaats voor de noodzakelijke
controles en reparaties.
7.6.1 Algemene veiligheidscontrole
Onderdeel
Brandstofslangen
en aansluitingen.
Elektrische kabels. Alle isolatie intact.
Uitlaatsysteem.
Oliecircuit
Resultaat
Geen lekkages.
Geen mechanische schade.
Geen lekkages bij de aan-
sluitingen Alle schroeven
aangespannen.
Geen lekkages. Geen
schade.
NEDERLANDS
Onderdeel
Rijd de machine
voor- en achteruit
en laat het pedaal
van de bedrijfsrem-
aandrijving omho-
og komen.
Testrit.
7.6.2 Elektrische veiligheidscontrole
Toestand
Het pedaal van de
parkeerrem is niet
ingetrapt.
Lopende motor.
7.7
STARTEN / BEDRIJF
Wanneer de machine wordt gebruikt,
moet de motorkap gesloten en vergren-
deld zijn.
Bij gebruik van de machine altijd vol
gas geven.
Wacht het starten van de machine 2 se-
conden in de startpositie alvorens de
motor te starten.
1. Open de brandstofkraan (22).
2. Controleer of the bougiekabel(s) op de
bougie(s) is/zijn geplaatst.
3. Controleer of de krachtafnemer uitgescha-
keld is(11:D).
4. Houd uw voet niet op het pedaal van de be-
drijfsrem/aandrijving (10:F).
Koud starten
1. Schakel de transmissie in (13:A1),(14:A1;
14:B1).
2. Activeer de parkeerrem (10:B).
3. Breng het gaspedaal op volgas (11:A).
4. Trek het bedieningselement van de lucht he-
lemaal uit (11:B1).
5. Draai de contactsleutel om en start de motor.
Wacht enkele minuten voordat u de ma-
chine gebruikt zodat de olie kan opwar-
men.
Resultaat
De machine zal stoppen.
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormale geluiden.
Handeling
Resultaat
Probeer te
De motor
starten.
start niet.
De bestuur-
De motor
der gaat
slaat af.
staan.
NL
17