NL
Het pedaal (9:B) heeft de volgende drie standen:
Omhoog. De aandrijving is ingeschakeld.
De parkeerrem is niet geactiveerd.
Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge-
schakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitgescha-
keld. De parkeerrem is geactiveerd maar niet
vergrendeld. Deze stand wordt ook gebruikt als
noodrem.
6.3
BLOKKEERHENDEL
(10:A)
Vergrendelt het koppelings-/rempedaal in
de volledig ingetrapte stand. Deze functie
wordt gebruikt om de machine te vergren-
delen op hellingen, tijdens transport enz., als de
motor niet draait.
Vergrendelen:
1. Trap het pedaal (10:B) volledig in.
2. Trekt men aan de hendel (10:A).
3. Laat het pedaal (10:B) los.
Ontgrendelen:
1. Trap het pedaal (10:B) volledig in en laat het
weer los
6.4
BEDRIJFSREM-AANDRIJVING (10:F)
Als de machine niet remt zoals verwacht als het
pedaal wordt losgelaten, moet het linkerpedaal
(9:B) als noodrem worden gebruikt.
Het pedaal regelt de versnelling tussen de motor
en de wielen (= de snelheid).
Pedaal voorwaarts, – de machine gaat
vooruit.
Pedaal onbelast – de machine staat
stil.
Pedaal achterwaarts – de machine rijdt
achteruit.
Minder druk op het pedaal – de machine remt.
Op het bovenste gedeelte van het pedaal bevindt
zich een plaat die kan worden afgesteld om te
worden aangepast aan de voet van de bestuurder.
Als de machine niet remt zoals verwacht
als het pedaal wordt losgelaten, moet
het linker pedaal (10:B) als noodrem
worden gebruikt.
6.5
STUURWIEL (10:D)
De hoogte van het stuur is volledig instelbaar.
Draai de instelknop (10:E) op de stuurkolom los
en stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de
14
NEDERLANDS
PARKEERREM
knop weer vast.
Verstel het stuur nooit tijdens het rijden.
Draai nooit aan het stuur als de machi-
ne stilstaat en het gereedschap in de
werkstand staat. De kans bestaat dat
het
stuurbekrachtigingmechanisme
wordt overbelast.
6.6
BEDIENINGSELEMENT VAN DE GAS
(GASPEDAAL) (11:A)
Dient voor het regelen van het motortoerental.
Vol gas - bij gebruik van de machine altijd
vol gas geven.
Stationair.
6.7
BEDIENINGSELEMENT VAN DE LUCHT
(INDIEN VOORZIEN) (11:B)
Trekhendel om te choken bij koude start.
Hendel volledig uitgetrokken (11:B1) - cho-
keklep gesloten. Voor koude start.
Hendel ingedrukt (11:B2) – chokeklep
open. Voor starten met warme motor en
tijdens het rijden.
Rijd nooit met uitgetrokken choke als
de motor warm is.
Sommige modellen zijn voorzien van
een systeem dat automatisch de positie
van de starter in de carburateur contro-
leert in de tijdens het inschakelen van
de motor en tijdens de verwarming.
6.8
CONTACTSLOT (11:C)
Het contactslot wordt gebruikt om de motor te
starten en uit te schakelen.
Wanneer u de bestuurdersplaats ver-
laat, de sleutel niet in de stand 2 of 3 la-
ten staan. Er is dan brandgevaar omdat
brandstof in de motor kan lopen via de
carburateur en de accu kan ontladen en
worden beschadigd.
De vier standen van de sleutel:
1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De
sleutel kan verwijderd worden.
2. Rijstand.
(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)