Blokkeerschakelaar (Master); Extra Zoemer; Non-Follow-Up Schakelaar (Joy-Stick); Inbedrijfstelling (Controleren En Instellen) - Vetus Follow-Up Manual De Manejo Y Instrucciones De Instalación

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 67

3.8 Blokkeerschakelaar (Master)

Plaats een blokkeerschakelaar in de directe nabijheid van hen-
del 1. de hendel welke is aangesloten op aansluiting J6 van de
besturingskast.
Sluit de schakelaar aan zoals in schema 7.5 is aangegeven.

3.9 Extra zoemer

Indien gewenst kan een extra zoemer, te plaatsen bij de stuur-
stand, worden aangesloten. Zie schema 7.6.
Met een extra zoemer zijn eventuele alarmen ook bij de stuur-
stand hoorbaar.
De uitgang voor de zoemer mag met maximaal 50 mA worden
belast. Bij toepassing van een zoemer met een hoger stroom-
verbruik moet een relais worden toegepast.

3.10 Non-Follow-Up schakelaar (Joy-stick)

Monteer een non-follow-up schakelaar (Joy-stick) op een
plaats waar de gebruiker gemakkelijk de hendel kan bedienen
om het schip te besturen.
Monteer in de directe nabijheid van de non-follow-up schake-
laar een aan/uit schakelaar.
Sluit de aan/uit schakelaar aan zoals in schema 7.7 is aange-
geven.
3.11 Autopiloot
Sluit een autopiloot aan zoals in de schema's van 7.9 is aan-
gegeven.
De aansluitingen zijn geschikt voor uitgangen van alle voorko-
mende autopiloten, nl:
- Autopiloten met een uitgang geschikt voor omkeerbare
motoren, zoals o.a. de Vetus Autopiloot; schema 7.9 A.
- Autopiloten met een uitgang voor magneetkleppen of relais
waarbij de PLUS (+) geschakeld is; schema 7.9 C.
- Autopiloten met een uitgang voor magneetkleppen of relais
waarbij de MIN (–) geschakeld is; schema 7.9 D.
In alle gevallen moet de ingang 'CLUTCH' van de
besturingskast op een uitgang van de autopiloot wor-
den aangesloten welke plus (+ 12 Volt of + 24 Volt)
wordt als de autopiloot in AUTO mode staat!
Bij toepassing van een Vetus Autopiloot wordt ook het signaal
voor de roerstand via de besturingskast op de autopiloot aan-
gesloten; zie schema 7.9 B.
14
100901.02
4
Inbedrijfstelling
(Controleren en instellen)
De volgende instellingen moeten nu worden uitgevoerd.
Met het schip voor de wal liggend:
- Mechanische instelling van de roerstandgever-as, zodanig
dat deze correspondeert met de neutraalstand van het roer,
en de invoer van de maximale bakboord- en stuurboord
roeruitslag in het geheugen van de follow-up besturing
- Controle van de bewegingsrichting van de stuurmachine.
- Instellen compensatie voor de toegepaste stuurmachine.
4.1 Instellen neutraalstand van de roer-
standgever
Schakel de voedingsspanning in. De follow-up bediening moet
in 'stand-by' staan!
Maak dus geen van de handels actief en schakel niet de
autopiloot in auto mode.
Zorg dat het roer in de mid-
denstand staat!
Draai de stelschroef op de
roerstandgever los.
(Binnenzeskant 2 mm).
De groene en de rode LED op
de besturingskast geven de
positie van de roerstandgever
aan. Plaats een schroeven-
draaier in de zaagsnede van
de as en stel deze bij tot
beide LED's aan zijn.
Draai de schroef weer vast.
Beweeg het roer en controleer of de steker (X1) correct
geplaatst is; roer naar bakboord – de rode LED gaat aan, roer
naar stuurboord – de groene LED gaat aan.
Indien dit niet geval is herplaats dan de steker (X1), zie 3.7
'Wijze van opstelling', en voer de instelprocedure nogmaals uit.
Tijdens het varen is fijnafstelling mogelijk voor afzonderlijk de
follow-up besturing, een autopiloot en roerstandafleesinstru-
menten.
Voor de follow-up besturing zie 4.5.
Raadpleeg de bijbehorende handleiding voor de fijnafstelling
van een autopiloot en roerstandafleesinstrumenten.
J1
J8
J7
J6
J5 J4 J3 J2
FUM0031
J1
J2
Follow-Up Besturing
Follow-Up Besturing
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido