TEST
MAN-modus: schakel een trap bij, de cos ϕ dient te verbeteren,
zichtbaar door een hogere inductieve waarde dan voordien.
AUTO-modus: na instelling van de cosϕ−streefwaarde dient de regelaar
deze waarde te behalen na trappen te hebben geschakeld.
TECHNISCHE KENMERKEN
Meetsysteem:
Microprocessorsysteem voor
evenwichtige driefasige netten en
voor enkelfasige netten.
Bedrijfsspanning:
100V tot 440V.
Spanningstolerantie:
+/- 10% op de aangegeven
bedrijfsspanningen.
Frequentiebereik:
50 of 60 Hz +/- 5% (automatische
aanpassing aan de netfrequentie).
Aansluitklemmen voor de
meetkringen (L2, L3 en k, l):
CAT. III -klasse.
Stroomingang:
1A of 5A (RMS).
Stroomingangsimpedantie:
<0.1 Ohm (aanbevolen
stroomtrafo: klasse 1.0,
tenminste 10 VA).
Eigen verbruik van de
regelaar:
max. 8 VA
Belastbaarheid van de
uitgangscontacten:
• Max. duurstroom: 1.5 A.
• Max. piekstroom: 5 A.
• Max. spanning: 440 Vac.
• Klem A is voor een duurstroom
van 16 A geschikt.
Alarmcontact:
• Normaal open contact.
• Max. duurstroom: 5 A.
• Nom./max.
onderbrekingsspanning:
250 Vac / 440 Vac.
Instelling van de cosϕ ϕ − − waarde:
van 0.7 inductief tot 0.7
capacitief.
Startstroom- of
gevoeligheidsinstelling (C/k):
• 0.01 tot 3A .
• automatische bepaling van de
C/k-waarde.
Aantal uitgangen:
RVC 3: 3
RVC 6: 6
RVC 8: 8
72
RVC 10: 10
RVC 12: 12