4. INSTALLATIEADVIES
De installateur is verantwoordelijk voor het selecteren van de kabeldikte en de voor de specifieke situatie
geschikte veiligheidscomponenten, in overeenstemming met de plaatselijk geldende wettelijke voorschriften.
Bekabelingsadvies*
Diameter
voedingskabel
Aardingsadvies*
Vereiste nominale
ingangsspanning bij
laadpunt
Overstroom-
beveiligingstoestel
Aardlekbeveiliging
Vereisten voor
ethernetkabel
* De installateur is altijd verantwoordelijk voor het selecteren van een kabeldikte die geschikt is voor de
specifieke situatie en voldoet aan de voorschriften
** 3-fase laadpunt kan ook worden aangesloten op enkelfase. In dit geval kan het laadpunt uitsluitend laden via
enkelfase.
*** De installateur moet een geschikte overstroombeveiligingstoestel selecteren die past bij de ampèrage-
instelling van het laadpunt, rekening houdend met de specificaties van het overstroombeveiligingstoestel.
OPMERKING: Het laadpunt kan worden ingesteld tussen 10 A en 16 A / 32 A (afhankelijk van de uitvoering)
INSTALLATIEHANDLEIDING – P26
- Houd bij het aanleggen van bedrading altijd het maximale ampèrage van de
hardware bij continue belasting aan.
- Berekenen met een COS-Phi van 0,8
- Berekenen met een maximaal toelaatbare spanningsverlies over de kabel van 2%
- Gebruik voor ondergrondse bedrading een afgeschermde kabel
Diameter doorvoertules
Maximale kabeldikte klemmenblok
TN-systeem
TT-systeem
Enkelfase**
Driefase**
C-karakteristiek***
30 mA Type B, of 30 mA Type A in combinatie met geschikte apparatuur die bij
DC-lekkage van meer dan 6 mA de stroomvoorziening afsluit.
Standaard CAT5 of CAT6 ethernetkabel (UTP-kabel met RJ45-connectoren)
Ø 10 mm - Ø 22,5 mm
10 mm2 massieve draad
6 mm2 flexibele draad met adereindhulzen
PE-kabel
Afzonderlijk geïnstalleerde
aardelektrode < 100 ohm
spreidingsweerstand
230 V +/-10% 50 Hz
400 V (3 x 230 V+N) +/-10% 50 Hz
0506NM20INT02