NL
3 Het Gebruik
K
Het selecteren van een mode/programma
3
Met behulp van deze toets kunt u de acht vooraf ingestelde modes
selecteren.
Naargelang de betreffende mode zijn de toetsen A, B, E en G geactiveerd of
gedeactiveerd (zie de tabel "Overzicht van de beschikbare functies"). Per druk
op de toets K schakelt u over naar een andere mode/ ander programma.
Nadat het instrument ingeschakeld is, is de basisivoorinstelling, de mode
CONST, geactiveerd en verschijnen de volgende waarden in de display: 2 Hz,
50 µs, 1. bifasische stroomvorm.
CONST
In deze mode kunt u alle waarden voor de frequentie (E), de impulswijdte (G)
en de stroomvorm (B) zelf instellen en constant bijbehouden.
BURST
Deze mode produceert impulsbundels van de vooraf ingestelde frequentie die
twee keer per seconde in- en uitgeschakeld worden. U kunt de pulswijdte zoals
gewenst instellen en de stroomvorm selecteren.
MODUL I
In deze mode wordt de frequentie van de ingestelde impulsen (impulswijdte en
stroomvorm selecteerbaar) stapgewijs op een hoger niveau ingesteld, vanaf
minimaal (2Hz) tot maximaal (200 Hz). De frequentie wordt om de 10 seconden
één stap hoger ingesteld. Na afloop van 90 seconden begint het instrument
opnieuw bij de minimale frequentie.
MODUL II
In deze mode wordt de impulswijdte van de maximale naar de minimale waarde
veranderd en omgekeerd. Deze procedure wordt om de zes seconden herhaald.
Via de frequentie-instelling E stelt u in hoe vaak de impulsbundels moeten
voorkomen.
PROG A
De door de gebruiker ingestelde intensiteitswaarde voor de stroom wordt
verminderd tot 70% en in vorm van een oprit binnen 10 seconden weer
verhoogd. Deze procedure is niet in de display te zien, maar u gaat dit voelen
in vorm van een kriebelen dat sterker of zwakker wordt. Stroomvorm-, frequentie-
en impulswijdte-instellingen kunnen selecteerd worden en worden hierdoor
niet beïnvloed.
126