G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
Waarschuwing voor uw veiligheid
De volgende symbolen
mogelijk gevaar als gevolg van het niet in acht nemen van het voorschrift
waarbij deze staan.
GEVAAR
Wijst erop dat het niet in acht nemen van
gevaar voor
dit voorschrift een gevaar voor elektrische
elektrische
schokken met zich meebrengt.
schokken
GEVAAR
Wijst erop dat het niet in acht nemen van
dit voorschrift het risico van schade aan
personen of voorwerpen met zich mee-
brengt.
OPGELET
Wijst erop dat het niet in acht nemen van
dit voorschrift het risico van schade aan
de pomp of de installatie met zich mee-
brengt.
1. ALGEMEEN
De hierna aangegeven voorschriften hebben tot doel informatie te vers-
trekken over de juiste installatie en het optimaal prestatievermogen van
de twee pompmodellen.
De pomp met ingebouwde elektronische drukregelaar (TECNOPRES)
bestaat uit een terugslagklep, LED-indicatielampjes en resetknop.
Beide pompen zijn ontwikkeld voor het automatisch starten en stoppen
van een pomp en om te voorkomen dat de pomp zonder water draait; er
hoeft in de pompen geen lucht te worden bijgevuld.
Bij een waterverbruik van meer dan 1.4 l/minuut (4.31 US gpm) blijft de
pomp in werking.
De startdruk (TECNOPRES) bedraagt PA (fig.1).
Zolang er een kraan open staat, blijft de pomp in werking.
Bij het dichtdraaien van de kranen wordt de pomp gestopt.
OPGELET: het stipt opvolgen van de installatie- en gebruiksvo-
orschriften en van de elektrische schema's garanderen een
goede werking.
GEVAAR: Het niet in acht nemen van de voorschriften van deze
handleiding kan overbelasting van het elektrisch circuit tot gevolg
hebben, alsook vermindering van de technische prestaties, kor-
tere levensduur van het apparaat, enz., waarvoor wij elke verant-
woordelijkheid afwijzen.
2. INSTALLATIE
2.1 - Verplaatsbare pomp
De pompvoet zorgt voor een goede stabiliteit waardoor geen
extra bevestigingen nodig zijn mits de pomp zich op een effen
oppervlak bevindt.
Zorg ervoor dat het gewicht van de leidingen niet op de pomp rust.
Als u de pomp wilt bevestigen, maak dan gebruik van 2 boutjes
met een Ø8 en de twee voorgeboorde gaatjes in de steun.
2.2 - Montage van de zuigleiding
De diameter van de zuigleiding moet gelijk zijn aan of, indien de leiding
langer is dan 7 meter, groter dan de diameter van de inlaat van de pomp.
De leiding moet permanent met een minimale helling van 2% naar de
pomp toelopen zodat geen luchtzakken kunnen ontstaan.
Bij het installeren van een zuigpomp moet deze zo dicht mogelijk bij het
wateroppervlak worden geplaatst om de zuiglengte te beperken en zo
drukverlies te voorkomen.
Het is noodzakelijk dat de zuigleiding tenminste 30 cm onder het dyna-
mische wateroppervlak blijft.
bij een paragraaf wijzen op een
Aangeraden wordt om een voetklep te plaatsen om te vermijden dat de
leiding leegloopt.
2.3 - Montage van de opvoerleidingen
Aangeraden wordt om leidingen te gebruiken met een diameter die
gelijk is aan of groter is dan de diameter van de uitstroomopening, en dit,
om bij lange en kronkelige leidingen drukverlies te verminderen.
Laat het gewicht van de leidingen nooit op de pomp rusten.
De pomp is voorzien van een terugslagklep in de opvoerleiding. Daarom
is het raadzaam geen andere terugslagklep in de leiding te plaatsen.
Roestvrij stale drukwartel.
Mogelijkheid tot aanpassing van expandering en/of manometer in de 1/4"
G schroefdraad van de drukwartel. In dit geval de plastic stop
wegnemen.
2.4 - Elektrische aansluiting
AANSLUITING VAN DE POMP OP HET NET
De elektrische installatie moet uitgerust zijn met een systeem
met gescheiden polen, met een contactafstand van tenminste
3mm. Het systeem moet door een differentieelschakelaar bes-
chermd zijn. (I
= 30 mA).
n
De elektrische aansluiting vindt plaats door de stekker van de
pomp direct op een huishoudelijk stopcontact aan te sluiten, con-
form norm IEC-60364 (elektrische installaties in gebouwen) of
conform de geldende norm in het land van bestemming.
2.5 - Controles vóór de eerste inbedrijfstelling
Controleer of de netspanning en -frequentie overeenstemmen
met de op het typeplaatje vermelde spanning en frequentie.
Vergewis u ervan dat de as van de pomp vrij ronddraait.
Vul het pomphuis volledig met water via de aanzuigdop. Indien u
een voetklep heeft geplaatst, vul dan de zuigleiding. Controleer
of de naden en verbindingen geen lekken vertonen.
LAAT DE POMP NOOIT DROOG DRAAIEN.
3. IN BEDRIJF STELLEN
In bedrijf stellen van de pomp met drukregelaar (Tecnopres)
Schakel de elektriciteit in. Het indicatielampje van de spanning gaat
branden. (LINE+RUN).
De unit start automatisch op. Terwijl de pomp in bedrijf is, gaat het indi-
catielampje toestel in werking branden (RUN).
Laat tijdens deze handeling een tapkraan lopen om de installatie te
ontluchten. Als de installatie ontlucht is, draai de kraan dicht en de unit
zal na ~ – 10 seconden afslaan. Alleen de spanningsindicator (LINE) blijft
branden.
Indien de pomp, bij het in bedrijf stellen, niet goed op gang gebracht is
of geen watertoevoer heeft, zal ze na 10 seconden tot stilstand komen
en zal de fout-LED (FAULT) gaan branden.
Om de pomp volledig op gang te krijgen, druk op de RESET-toets.
Indien de motor niet werkt of geen water aanzuigt, tracht de onregelma-
tigheid op te sporen aan de hand van het overzicht van de meest voor-
komende storingen en de mogelijke oplossingen ervan die u op de vol-
gende pagina's kunt terugvinden.
4. ONDERHOUD
Onze pompen zijn onderhoudsvrij.
Maak tijdens vorstperiodes uit voorzorg de leidingen leeg.
Wanneer de pomp gedurende lange tijd buiten bedrijf is, is het
aan te raden de pomp te demonteren en haar op een droge,
geventileerde plaats te bewaren.
OPGELET: bij defect van de pomp mag de reparatie uitsluitend
door een erkende technicus worden uitgevoerd. Wanneer de
pomp wordt afgedankt, zal geen giftig of vervuilend materiaal
vrijkomen. De hoofdbestanddelen zijn volgens de regels geï-
dentificeerd om tot een slectieve sloop te kunnen overgaan.
8