3
Meetmodus omschakelen
Toestel aan
Het apparaat start met de als laatste ingestelde meetmodus.
!
Druk 3 seconden lang op de Set-toets om de modus in te
stellen of wacht even totdat het symbool niet meer knippert.
Opmerkingen over het meetproces:
Waarborg dat zich op de te meten plek geen verzorgings-
leidingen (elektrische leidingen, waterleidingen...) bevinden
of een metalen ondergrond voorhanden is. Steek de meet-
elektroden zo ver mogelijk in het te meten product, sla ze
!
echter nooit met geweld in het te meten product. Hierdoor
zou het toestel kunnen worden beschadigd. Verwijder het
meettoestel altijd door links-rechts-bewegingen. Voer
vergelijkbare metingen uit op verschillende plaatsen
om meetfouten te minimaliseren. Gevaar voor letsel door
de spitse meetelektroden. Monteer altijd de beschermkap
wanneer u het toestel transporteert of niet gebruikt.
4
Materiaalvocht meten
Nat-/droogindicator
De leds (groen, geel en rood) geven naast de numerieke vochtwaarde
een grove inschatting of het materiaal als droog (groen), vochtig (geel)
of nat (rood) moet worden beschouwd.
Hout
De te meten plek dient onbehandeld
en vrij van takken, verontreinigingen of
hars te zijn.Er dient géén meting aan
de kopse zijden te worden uitgevoerd
omdat het hout hier bijzonder snel
droogt, hetgeen zou leiden tot vervalste
meetresultaten.
Meetbereik houtvocht
< 6%
≥ 6% tot < 16%
≥ 16% tot < 20%
≥ 20%
De volgende houtsoorten van de groep A kunnen direct worden
afgelezen: beuk, linde, wilg, ebbenhout en teak. Bij de meting van
houtsoorten van de groep B moet een correctiefactor van 2 - 3 %
erbij worden opgeteld (steeleik, ahorn, els, spar, berk).
14
NL
1x
1x
1 sec
3 sec
Symbolen knipperen
1x
1x
1 sec
1 sec
alle leds uit
groene led knippert
gele led knippert
rode led knippert
1x
1 sec