Kabelvereisten
Alle kabels moeten volgens de plaatselijke voor-
schriften worden gespecificeerd en geïnstalleerd (zie
het schematische diagram voor een typische sys-
teemindeling).
Brandalarmkabels
bedradingen worden gescheiden (niet gerelateerd
aan het brandalarmsysteem).
Kabeltypes
Raadpleeg lokale praktijken en voorschriften voor
specifieke details over de type kabels en hoe deze
moeten worden gelegd. U dient deze voor details te
raadplegen. Voor de adresseerbare lussen is er een
groot assortiment kabeltypes dat u kunt gebruiken.
Aarding
De adresseerbare lusgeleiders moeten van de aarde
worden geïsoleerd. Elke lekstroom naar de aarde
wordt aangeduid als een storing.
Schermen
Als een kabel met een geleidend scherm of een
metalen omhulsel wordt gebruikt, moet dit niet worden
aangesloten op de adresseerbare lusgeleiders. De
aanbeveling is om de schermen van elke sectie van
de kabel in elk lusapparaat aan te sluiten om een
continu kabelscherm te vormen.
Kabels leggen
Zorg ervoor dat alle kabels zijn gerouteerd om kop-
pelingseffecten te beperken. Probeer het samen-
groeperen van voeding- en signaalkabels in hetzelfde
circuit of de hoofdlijn te vermijden. Voer de netspan-
ning in de behuizing via zijn eigen toegewijde knock-
out.
RS 485 netwerken
Gebruik altijd koperen kabels voor het netwerk.
Samengevat is de maximale afstand tussen knoop-
punten 1000 m met afgeschermde samengedraaide
paarkabel. Gebruik uitsluitend afgeschermde kabels,
met een uiteinde van de afscherming aangesloten op
de negatieve pool van het bedieningspaneel en het
andere uiteinde vrij. De continuïteit tussen de verschil-
lende segmenten van de aansluiting moet worden
beveiligd.
44
moeten
van
alle
andere
FIRECLASS Adresseerbare brandmeldcentrale
Netvoeding
De netvoeding van het laatste circuit(s) naar alle
delen van het brandalarmsysteem dient uitsluitend te
worden toegewijd aan het brandalarmsysteem, en
mag geen andere systemen of apparatuur bedienen.
Om plaatselijke isolatie tijdens het onderhoud te
vergemakkelijken,
moeten
worden gebruikt voor een dubbele poolisolatie van het
lage voedingsspanningcircuit dat de voeding en rege-
lapparatuur bedient.
De voedingscircuits van dit bedieningspaneel voldoen
aan de EN54-4 norm.
!
Om
te
voldoen
veiligheidsvoorschriften, moet de netspan-
ning worden uitgerust met een bipolair
isolerend apparaat voor bescherming tegen
overspanning en kortsluiting naar aarde (bijv.
een automatische scheidingsschakelaar).
Dit
bedieningspaneel
netspanning: 110/230 VAC 60/50 Hz -15/+10%.
Het FC501-L bedieningspaneel biedt ruimte voor
een 1,8 A geschakelde voeding (BAW50T24).
Het FC501-H bedieningspaneel biedt ruimte voor
een 2,7 A geschakelde voeding (BAW75T24).
Het FC501-HK-bedieningspaneel biedt behuizing
voor een 2,7 A geschakelde voeding (BAW75T24).
STAP 1 - Bevestig het paneel
Opmerking: Het bedieningspaneel is niet we-
erbestendig. Controleer of de locatie binnen is, en
droog en vrij is van overmatig stof. Het deksel van de
brandmeldcentrale moet volledig open kunnen; het
deksel moet kunnen worden verwijderd zodat de bin-
nenkant van de brandmeldcentrale vrij toegankelijk is.
Werk voorzichtig door de volgende stappen.
Verwijder de twee schroeven en open het be-
1.
dieningspaneelkabinet. Til het deksel van de bo-
dem om het van de achterplaat te scheiden.
Plaats de achterplaat op de geselecteerde muur en
2.
markeer de punten voor de boorgaten met de juiste
buisvormige waterpas. Voor een veilige bevestiging
dienen alle aanwezige openingen te worden benut
bij gebruik van bijzonder zware batterijen (12 Ah).
!
Controleer op waterleidingen en elektrische
bedrading voordat u gaat boren.
Boor de gaten en steek de pluggen in.
3.
Verwijder
indien
4.
sdraadknock-outs.
passende
middelen
aan
de
geldende
wordt
gevoed
vanaf
nodig
de
oppervlaktebui-
FC501
de