BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
de functies van het gereedschap te controleren of af te
stellen.
Trekkerschakelaar (zie afb. 1)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de stekker in het
stopcontact steekt, of de trekkerschakelaar op de juiste
manier schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand
nadat deze is losgelaten.
Om het gereedschap in te schakelen, knijpt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Laat de trekkerschakelaar los om
het gereedschap te stoppen.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
enige werk aan het gereedschap uit te voeren.
De buitenste en binnenste bussen
verwijderen (zie afb. 2)
LET OP:
• Let op dat geen vreemde stoffen in het gereedschap
kunnen binnendringen tijdens het verwijderen of
aanbrengen van de binnenste en buitenste bussen.
De buitenste bus van maat M24 en de binnenste bus van
maat M24 zijn in de fabriek gemonteerd. Als u voor uw
werk een andere maat nodig hebt, vervangt u de bussen
als volgt.
Draai de twee bouten los terwijl u de buitenste bus
vasthoudt. De buitenste en binnenste bussen zullen
omhooggedrukt worden door de veren die in het
gereedschap zitten.
Druk de pen in om de binnenste bus uit de buitenste bus
te halen. Let erop dat u de binnenste bus daarbij niet laat
vallen. Haal de veer van de binnenste bus, de boutpunt-
duwstang en de veer van de boutpunt-duwstang er niet
uit. (zie afb. 3 en 4)
De buitenste en binnenste bussen
monteren
Houd de binnenste bus vast met de pen omhoog gericht.
Plaats de buitenste bus over de binnenste bus. Druk op
de pen om de binnenste bus te kunnen plaatsen, en laat
vervolgens de pen los om de binnenste bus te
vergrendelen. (zie afb. 5)
Plaats de buitenste en binnenste bussen op het
gereedschap en draai daarbij de binnenste bus
beurtelings linksom en rechtsom totdat er geen opening
meer is tussen de buitenste bus en het gereedschap. Zie
de afbeelding. Draai tenslotte de twee bouten stevig vast.
(zie afb. 6)
18
BEDIENING
Op de bout plaatsen
Plaats het gereedschap over de bout, zodat de binnenste
bus volledig over de boutpunt heen valt. (zie afb. 7)
LET OP:
• Wees voorzichtig wanneer u het gereedschap op de
boutpunt plaatst. Als u de boutpunt hard raakt kan deze
zodanig beschadigd worden dat deze niet meer in de
binnenste bus past.
• Draai bouten eerst met een handsleutel vast en draai
ze daarna met dit gereedschap vast. Gebruik dit
gereedschap alleen nadat de bout eerst handmatig is
vastgedraaid en begin niet direct met dit gereedschap
vast te draaien.
Blijf tegen het gereedschap duwen terwijl u het naar voren
schuift totdat de buitenste bus volledig over de moer valt.
Als het gereedschap niet volledig over de moer valt, draait
u het gereedschap enigszins linksom en rechtsom terwijl
u het naar voren duwt. (zie afb. 8)
Bedien de trekkerschakelaar. De buitenste bus begint te
draaien om de moer vast te zetten.
Wanneer het ingestelde aandraaikoppel is bereikt, wordt
de boutpunt afgedraaid ter plaatse van de groef. De
boutpunt blijft achter in de binnenste bus. (zie afb. 9)
Laat de trekkerschakelaar los en haal het gereedschap in
een rechte lijn naar achteren. (zie afb. 10)
LET OP:
• Oefen geen buitensporige neerwaartse kracht uit op
het gereedschap. Oefen alleen een voldoende grote
neerwaartse kracht uit om het gereedschap stevig vast
te houden.
Bedien de boutpunt-uitwerphendel om de boutpunt uit het
gereedschap te werpen. Vang de afgedraaide boutpunt
op om te voorkomen dat deze op de grond valt en
gevaarlijke situaties kan opleveren. Voorkom dat
boutpunten op de grond, vloer, looppaden, enz., vallen en
door het vallen of uitglijden letsel kunnen veroorzaken.
(zie afb. 11 en 12)
LET OP:
• De ring en de moer hebben een boven- en onderkant.
Op de bovenkant van de moer staan
identificatiemerktekens, en de ring heeft een schuine
kant. Let bij vervanging goed op dat u ze niet
ondersteboven monteert. (zie afb. 13)
• Vervang de moer, bout en ring allemaal tegelijk
wanneer deze tezamen draaien, wanneer de moer te
veel draait, of wanneer een bout te veel of te weinig
door de moer steekt.
• Gebruik de moer, bout en/of ring niet opnieuw!
• Kies de afdraaibouten aan de hand van de dikte van
het werkstuk dat moet worden vastgezet. De lengte
van het resterende deel van de bout dat nog door de
moer steekt nadat de boutpunt is afgedraaid, is
afhankelijk van de boutmaat. Raadpleeg het
onderstaande overzicht voor informatie. (zie afb. 14)
Boutmaat
resterende lengte
M22
M24
Maximale
Minimale
resterende lengte
26 mm
7 mm
23 mm
10 mm