b) Activeer nu een signaal met uw zender
(bv. drukken op de deurbeltoets).
c) Wacht ca. 20 seconden en test dan de
functie.
10. De tonenreeks/melodie instellen
U kunt de tonenreeks bij ieder symbool naar
wens aanpassen:
a) Activeer ten eerste een signaal (bv.
drukken op deurbeltoets).
b) Het aan de zender toegewezen symbool
zal oplichten en de tot dan toe toege-
kende tonenreeks zal te horen zijn.
c) Houdt de melodie instelling toets »♫«
(fig. 6) voor twee seconden ingedrukt.
Laat de toets los en druk er herhaaldelijk
op totdat u de gewenste melodie heeft
gevonden ( U kunt kiezen uit 15 melo-
dieën).
d) Zodra het symbool niet meer oplicht, is
de gekozen tonenreeks goed toegewe-
zen.
11. Zender uit het geheugen verwijderen
Indien u een zender uit het geheugen wilt
verwijderen:
a) Houd de toets »●« (afb. 6) lang inge-
drukt. De symbolen lichten na elkaar op.
Laat de toets los, zodra het gewenste
symbool oplicht.
b) Druk nu gelijktijdig de toets »●« en de
melodiekeuzetoets »♫« (beide afb. 6) in
tot alle symbolen gelijktijdig kort oplich-
ten.
Let op: dit zal alle zenders die gekoppeld
zijn aan het desbetreffende symbool wissen.
36 Nederlands
12. Batterijstatus-weergave
Op de ontvanger is zowel de batterijstatus
van den ontvanger als die van de zender
zichtbaar:
-
Bij voldoende batterijpeil van de ontvanger
licht het rode controlelampje om de 5 - 6
seconden op, dus is het batterijpeil in orde
en is het toestel klaar voor gebruik.
-
Bij een laag batterijpeil van de ontvanger
licht het rode controlelampje snel achter
elkaar (1x per seconde) op.
Vervang de batterijen zo snel mogelijk.
-
Bij een laag batterijpeil van een zender li-
cht bij overdracht van een signaal het rode
controlelampje samen met het symbool
van de zender op. Als de waarschuwings-
toon geactiveerd is, volgen ook twee piep-
tonen als aanwijzing.
Vervang de batterijen van de desbetreffen-
de zender zo snel mogelijk.