Espa Leader MISTRAL 150 Manual De Instrucciones página 24

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 5
2. HANTERING
De pompen worden in een passende verpakking
geleverd om transportschade te voorkomen.
Controleer voor het uitpakken of de verpakking
beschadigd of vervormd werd.
Wees
voorzichtig
hanteren van dit apparaat. Gebruik hiervoor
passend gereedschap.
3. INSTALLATIE
Deze pompen zijn ontwikkeld voor gebruik in
binnenruimten.
Zorg
ervoor
dat
de
ondergedompeld en dat het berust op een droge
en goed geventileerde ruimte.
3.1. Montage
Monteer de pomp op een stevige, horizontale
ondergrond. Bevestig de pomp met schroeven.
Maak gebruik van de gaten in de pompvoet om
een stabiele montage te waarborgen. Zorg dat de
voet steunt op de voorkant.
3.2. Aanzuigleiding monteren
De leidingsdiameter moet even groot zijn als het
inlaatmondstuk van de pomp of groter als de
afstand langer dan 7 meter is. Om de vorming van
luchtbellen te voorkomen moet u de leiding
omhooglopend met een helling van minstens 2%
aanleggen.
De aanzuigpomp wordt zo dicht mogelijk bij het
waterpeil geïnstalleerd om de afstand van het
aanzuigtraject te verkorten en drukverliezen te
voorkomen.
Het is van wezenlijk belang dat de aanzuigleiding
ten
minste
30
cm
waterstand komt. (Afb.3)
3.3. Persleiding monteren
De diameter van de leiding moet even groot of
groter zijn dan de diameter van de inlaat van de
persleiding om drukverliezen op langere en
kronkelige stukken te reduceren.
Het gewicht van de leiding mag nooit op de pomp
rusten.
Wordt hij niet met een voetventiel geïnstalleerd,
installeer dan een terugslagklep om het leeglopen
van de leiding te voorkomen.
3.4. Elektrische installatie
De elektrische installatie moet beschikken
over
een
alpolige
minimaal 3 mm contactopeningsafstand.
De beveiliging van het systeem wordt
gebaseerd op een lekstroomschakelaar
(Δfn = 30 mA).
bij
het
optillen
en
pomp
niet
wordt
onder
de
dynamische
afschakeling
met
De netstroomkabel moet minstens van het type
H05 RN-F (conform 60245 IEC 57) zijn en van
kabelschoenen zijn voorzien.
De aansluiting en de dimensionering moeten door
een bevoegde installateur worden uitgevoerd,
volgens
de
vereisten
overeenkomstig de geldige regelgeving van ieder
land.
Eénfasige
ingebouwde thermische beveiliging.
Alle
pompen
beschikken niet over deze beveiliging. U
moet
deze
beveiligingsschakelaar die u handmatig
kunt
beveiligingsschakelaar
overeenstemming met de stroomsterkte op
het kenplaatje van de motor plus 10%.
Volg de aanwijzingen uit afbeelding 1 om de
elektrische bedrading correct uit te voeren.
3.5. Controles vóór de eerste inbedrijfstelling
Controleer of de spanning en frequentie
van het lichtnet overeenkomen met die op
het kenplaatje.
Controleer of de pompas vrij draait.
Vul via de vuldop de pompbehuizing helemaal met
water. Hebt u een voetventiel geïnstalleerd, vul dan
de aanzuigleiding.
Controleer alle verbindingen en koppelingen op
lekkages.
DE POMP MAG NOOIT DROOG DRAAIEN.
4. INBEDRIJFSTELLING
Open alle afsluiters in zowel de aanzuig- als de
persleiding.
Zet de spanningsvoorziening aan. Het kan enkele
seconden duren voordat het water over de hele
lengte van de leiding stroomt.
Controleer of de motor in de juiste richting draait
(rechtsom vanuit de ventilator gezien). Bij driefasige
pompen kan de motor in omgekeerde richting
draaien. In dat geval is het debiet lager dan te
verwachten valt. Om hier iets aan te doen, moet u
beide
voedingsfases
omkeren.
Controleer of de stroomopname gelijk of lager is
dan het maximum dat op het kenplaatje is
aangegeven. Zet indien nodig het thermisch relais
terug.
Werkt de motor niet of verwijdert hij geen water,
probeer dan de storing te achterhalen met behulp
van de lijst met meest gebruikelijke storingen en
mogelijke oplossingen die we in de volgende
pagina's behandelen.
24
van
de
installatie
motoren
beschikken
met
driefasige
motoren
aansluiten
op
instellen.
Stel
in,
in
het
aansluitschema
NL
en
over
een
de
in
loading