Function Setting (Functie instellen)
U kunt instellingen aanbrengen voor het temperatuurbereik, de energiebesparing, het automatisch
schakelen en de afwezigheid.
Als de knop FUNCTION SETTING (FUNCTIE INSTELLEN) in het scherm OPERATOR MENU (MENU
OPERATOR) wordt ingedrukt, wordt het scherm FUNCTION SETTING (FUNCTIE INSTELLEN) weergegeven.
1. TEMPERATURE RANGE SETTING
(TEMPERATUURBEREIK INSTELLEN)
U kunt de boven- en ondergrens van de
temperatuurinstelling opgeven.
2. CONTROL FUNCTION SETTING
(BEDIENINGSFUNCTIE INSTELLEN)
U kunt de temperatuur voor energiebesparing
en de automatische schakelstand instellen.
Temperature Range Setting (Temperatuurbereik instellen)
Binnen het verwarmings- en koelingsbedrijf is een beperkte selectie van temperatuurinstellingen
mogelijk.
1.
Druk op de knop FUNCTION SETTING (FUNCTIE INSTELLEN) in het scherm
OPERATOR MENU (MENU OPERATOR).
2.
Druk op de knop TEMPERATURE RANGE SETTING (TEMPERATUURBEREIK
INSTELLEN) in het scherm FUNCTION SETTING (FUNCTIE INSTELLEN).
3
3.
Druk op de boven-/ondergrens (°C) van SET TEMP. (TEMPERATUUR INSTELLEN)
in Cooling (Koelen). Selecteer de temperatuur door op
vervolgens op de knop OK.
Als u de instellingen niet wilt bewaren, drukt u op de knop Cancel (Annuleren).
1
2
3
3. HOME LEAVE SETTING (AFWEZIGHEID
INSTELLEN)
U kunt de temperatuur en ventilatiesnelheid
tijdens afwezigheid instellen.
pagina 10
– 50 –
5
4
6
of
te drukken en