Camera monteren
Camera bevestigen
➤ Schuif de camera in de camerahouder (afb. e, pagina 7).
Waarschuwing!
a
Gebruik voor de montage van de camera in de camerahouder alleen de meege-
leverde schroeven. Langere schroeven beschadigen de camera.
➤ Bevestig de camera losjes met de twee zeskantschroeven in de middelste draad-
boringen (afb. e, pagina 7).
De camera is nu gecentreerd.
➤ Richt de camera zo, dat het objectief een hoek van ca. 50° met de verticale as van het
voertuig vormt (afb. h, pagina 9).
➤ Bevestig de camera losjes met de vier zeskantschroeven in de slobgaten (afb. e,
pagina 7).
Instructie
I
De zes schroeven worden pas vastgedraaid als u de camera gericht heeft
(zie hoofdstuk „Camera instellen" op pagina 91).
7.3
Systeemkabel van de camera naar de monitor aanleggen
Instructie
I
Plaats de camerakabel zodanig, dat u bij een eventueel noodzakelijke uitbouw
van de camera makkelijk bij de stekkerverbinding tussen camera en verleng-
kabel kunt komen. De demontage wordt daardoor aanzienlijk vereenvoudigd.
➤ Leg de systeemkabel van de camera binnen in het voertuig aan.
➤ Leg de systeemkabel van de camera naar de monitor aan.
➤ Verbind de aansluitkabel van de monitor met de systeemkabel.
➤ Isoleer de stekkerverbinding met de meegeleverde afdichtingsband. Laat bij elke posi-
tie de helft van de breedte van de afdichtingsband overlappen.
➤ Bevestig de kabel veilig in het voertuig om verstrikken (gevaar om te vallen)
te vermijden. Dit kan gebeuren door kabelbanden, isolatieband of door vastplakken
met lijm.
Instructie
I
Begin met het afdichten van de doorvoeren pas, nadat alle instelwerkzaamhe-
den aan de camera zijn afgesloten en de benodigde lengtes van de aansluit-
kabels vastliggen.
88
CAM10, CAM10C