De lage drukmeter (4) geeft de bedrijfsdruk aan.
- Draai de stelschroef (6) langzaam open om de gewenste invoerhoeveelheid CO 2
te bereiken.
DRUKREGELING
- Verhoog de druk: draai de regelknop van de verdamper (5) langzaam naar rechts.
- Verlaag de druk: draai de regelknop van de verdamper (5) langzaam naar links.
- Verhoog het debiet van CO 2 : Draai de stelschroef (6) langzaam naar links.
- Verminder het debiet van CO 2 : Draai de stelschroef (6) langzaam naar rechts.
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
- Een eventueel drukverlies kan worden gecompenseerd door aan de instelknop (5)
te draaien.
- De uitlaatdruk mag niet hoger worden ingesteld dan voor de uit te voeren werkzaamheden
noodzakelijk is en nooit hoger dan 2/3 van de volle schaal van de lagedrukmeter (4).
SLUITING
- Laat het gas ontluchten totdat de drukregelaar op nul staat.
- Draai de afstelknop (5) tegen de klok in tot hij helemaal dicht is.
OPSLAG
- De drukreductor moet worden bewaakt als een precisie-instrument.
- Wanneer u de drukregelaar langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam deze op te slaan
in een beschermende behuizing (eventueel in de meegeleverde doos) om deze
te beschermen tegen onbedoelde schokken en contact met stof, olie en andere
verontreinigingen.
ONDERHOUD
- Probeer geen ander onderhoud of reparaties uit te voeren.
- Gebruik alleen originele reserveonderdelen en accessoires van PRODAC INTERNATIONAL.
- Reserveonderdelen zijn verkrijgbaar bij uw dealer.
- Wanneer zich een storing voordoet die niet met behulp van deze instructies kan worden
verholpen, breng de drukregelaar dan terug naar uw dealer.
- Reinig de peilschuiven niet met benzine, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen van
welke aard dan ook.
STORING
- Bij storingen (b.v. lekkage van manometers of veiligheidsklep) moet het gebruik van de
drukregelaar worden stopgezet en moet het cilinderventiel (1) onmiddellijk worden gesloten
- Als er aan de buitenkant geen beschadigingen worden geconstateerd,