VENTILATIE
De controle kan terminals met 3 of 4 snelheden ventilatie
besturen
KEUZE SNELHEID FUNCTIONERING
Door gebruik te maken van de knop Fan
om de volgende snelheden te kiezen:
A UTO Automatische Snelh. naar aanleiding van de
ingestelde temperatuur en de luchttemperatuur van de
omgeving.
Bij configuraties met 3 snelheden:
waar:
1 = minimum snelheid
2 = gemiddelde snelheid
3 = maximum snelheid
AFKOELEN
OPWARMEN
Bij configuraties met 3 snelheden:
waar:
sm = superminimum snelheid
1 = minimum snelheid
2 = gemiddelde snelheid
3 = maximum snelheid
AFKOELEN
OPWARMEN
NB: bij de configuraties met 4 snelheden en klep of
3 snelheden + CN wordt de ventilatie tijdens het
opwarmen met 0.5°C vertraagd om een eerste fase
voor naturale convectie mogelijk te maken.
G EEN SYMBOOL: Snelheid gedeactiveerd. Alleen te
kiezen bij opwarmen en bij configuraties met 4 snelheden
of 3 snelheden + CN, laat de terminal met enkel naturale
convectie functioneren.
superminimum snelh. Alleen te kiezen bij configuraties
met 4 snelheden, gebruikt de superminimum als vaste
snelheid.
minimum snelh.
gemiddelde snelh.
maximum snelh.
FWEC1
Standard electronic controller
FC66002763
NB In het geval van een vaste snelheid zal de logica voor de
activering van de ventilator gelijk zijn aan de automatische
logica.
VRIJGAVE VAN WATER
De functionering van de ventilatie is gebonden aan de controle
is het mogelijk
van de watertemperatuur van de installatie. Naar aanleiding
van de arbeidsmodaliteit hebben we verschillende graden van
vrijgave voor opwarmen en afkoelen.
Luchttemp.
De afwezigheid van deze vrijgave op het moment dat de
thermostaat hierom vraagt, wordt op het display aangegeven
met het knipperen van het symbool voor de actieve modaliteit
(
of
Luchttemp.
Deze vrijgave wordt genegeerd in het geval van:
M eter water niet voorzien (P04 = 0) of in alarmsituaties
omdat hij niet aangesloten is.
B ij het afkoelen bij configuraties met 4 slangen.
FORCERINGEN
De normale logica voor ventilatie wordt genegeerd in het geval
van bijzondere geforceerde situaties die noodzakelijk zouden
kunnen zijn voor de correcte controle van de temperatuur of
de functionering van de terminal. Het volgende is mogelijk:
Bij Afkoelen:
m et bediening op de machine (P01 = 0) en configuraties met
Luchttemp.
klep: de laagst mogelijke snelheid wordt behouden ook bij
bereikte temperatuur.
Bediening op de machine en configuraties zonder klep: elke
10 minuten ventilatie wordt een reiniging van 2 minuten
op gemiddelde snelheid uitgevoerd om het mogelijk te
maken dat de meter lucht een correctere aflezing van de
omgevingstemperatuur kan uitvoeren.
Bij Opwarmen
Luchttemp.
M et actieve weerstand: de ventilatie op gemiddelde
snelheid wordt geforceerd.
A ls de weerstand eenmaal uitgeschakeld is: wordt
gedurende 2 minuten een post ventilatie op gemiddelde
snelheid behouden. (NB: deze ventilatie wordt ook als
de thermostaat uitgezet wordt of als men op de modaliteit
afkoelen overgaat afgewerkt).
DISPLAY
Het display geeft de staat van de ventilator weer
S tb: ventilator in standby
On: ventilator aan
noF: ventilator gedeactiveerd
om alleen de naturale
convectie te laten functioneren
AFKOELEN
OPWARMEN
)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Watertemp.
Watertemp.
5