4.1 Pomplocatie
De pompen zijn ontworpen voor verticale installatie
in reservoirs: in een uitsparing in het deksel van het
reservoir (bovenzijde). Het vastzetten gebeurt met
behulp van vier bevestigingsschroeven door de ga-
ten in de montageflens. Het is raadzaam tussen de
pompflens en het reservoir een afdichtingsring aan
te brengen.
Bij horizontale installatie dient het aftapgat van het
motorlantaarnstuk voorzien te worden van een aftap-
kraan.
N.B.: MTR 32-, 45- en 64-pompen zijn alleen verti-
caal te installeren.
Afb. 1
c
L
D1
D2
D3
Afmetingen montageflens:
Pomptype
D1
D2
CRK 2 en 4
140 160 180 100 Rp 1¼ ø7,5
CRK 8 en 16
200 225 250 125 Rp 2
CHK 2 en 4
140 160 180 121 Rp ¾
SPK 1, 2 en 4
100 115 130
SPK 8
140 160 180 100 Rp 1¼ ø7,5
MTH 8, 12 en 16 180 210 200 100 Rp 1¼ ø9
MTR 32
190 220 250 150 DN 65 ø12
MTR 45 en 64
240 265 290 165 DN 80 ø12
4.2 Zuigomstandigheden
De onderzijde van de zuigkorf dient minimaal 25 mm
van de bodem van het reservoir te worden gemon-
teerd.
De pompen zijn zodanig ontworpen dat optimale
pompprestaties worden geleverd tot een waterni-
veau vermeerderd met de maat A (afstand zuigni-
veau tot onderzijde van de zuigkorf).
Bij een vloeistofpeil tussen A en B boven de onder-
zijde van de zuigkorf voorkomt de ingebouwde aan-
zuigschroef, dat de pomp droogloopt.
N.B.: MTR 32-, 45- en 64-pompen hebben geen
aanzuigschroef.
CRK 2 en 4
CRK 8 en 16
CHK 2 en 4
SPK 1, 2, 4 en 8
MTH 8, 12 en 16
MTR 32, 45 en 64
Afb. 2
CRK 2, 4, CHK 2, 4, SPK 1, 2, 4 en 8
4 x X
Afb. 3
CRK 8 en 16
Afb. 4
D3
L
C
X
MTH 8, 12 en 16
ø9
ø7
64
Rp ¾ ø7,5
Afb. 5
MTR 32, 45 en 64
Pomptype
A [mm]
41
50
37
40
40
70
B
25 mm
B
25 mm
25 mm
25 mm
B [mm]
28
25
22
25
25
–
A
A
B A
A
41