greep trekken.
•
Chokehendel (11) na het starten van de mo-
tor weer terugschuiven.
Let op!
Bij het starten met de trekkabelstarter kan u
aan de hand een verwonding oplopen door een
plotselinge terugstoot veroorzaakt door de aans-
laande motor. Draag bij het starten veiligheids-
handschoenen.
6.2 Belasten van de generator
•
In te zetten apparaten aansluiten aan de 230
V~ contactdozen (3).
Opgelet: Deze contactdozen mogen continu (S1)
met 2600W en kortstondig (S2) gedurende max.
5 minuten met 2800W of gedurende max. 2 minu-
ten (bij koude motor) met 3100 W worden belast.
•
De generator is geschikt voor 230 V~ wissel-
spanningsapparaten.
•
De generator niet aansluiten aan een hu-
ishoudelijk net, aangezien daardoor een
beschadiging van de generator of andere
elektrische apparaten in het huis kan worden
veroorzaakt.
Aanwijzing: Sommige elektrische apparaten
(motordecoupeerzagen, boormachines enz.) kun-
nen een hoger stroomverbruik hebben, wanneer
ze onder zwaardere voorwaarden worden ingezet.
Sommige elektrische apparaten (bijv. TV-toestel-
len, computers,...) mogen niet worden ingezet
met een generator.
Vraag in geval van twijfel na bij de fabrikant van
uw apparaat.
6.3 Beveiliging tegen overbelasting
De generator is voorzien van een beveiliging
tegen overbelasting. Die schakelt de respectieve-
lijke stopcontacten bij overbelasting uit.
Let op! Mocht dit geval zich voordoen, verminder
dan het elektrische vermogen dat u aan de ge-
nerator onttrekt of verwijder aangesloten defecte
toestellen.
Let op! Defecte overbelastingsschakelaars
mogen enkel worden vervangen door overbelas-
tingsschakelaars van hetzelfde type met dezelfde
vermogensgegevens. Wendt u zich daarvoor tot
uw klantenservice.
NL
6.4 Motor afzetten
•
De generator kort onbelast laten draaien
voordat u hem afzet zodat het aggregaat kan
nakoelen.
•
Aan- / uit-schakelaar (fig. 1, pos. 10) met sleu-
tel naar stand OFF brengen.
•
Benzinekraan dichtdraaien.
7. Reiniging, onderhoud, opbergen
en bestellen van wisselstukken
Zet vóór alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden de motor af en trek de bougiesleutel
van de bougie af.
Aanwijzing! Zet het toestel meteen af en wendt u
zich tot uw servicestation:
•
als er zich ongewone trillingen of geluiden
voordoen,
•
als de motor blijkbaar overbelast is of als u
het overslaan van de ontsteking vaststelt,
7.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten en het motorhuis zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel
met een schone doek af of blaas het met per-
slucht bij lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt.
7.2 Lucht lter
Gelieve hieromtrent ook de service-informatie in
acht te nemen.
•
Luchtfilter regelmatig schoonmaken, indien
nodig, vervangen.
•
Open de beide klemmen (fig. 11/A) en verwij-
der het luchtfilterdeksel (fig. 11/B).
•
Ontneem de filterelementen (fig. 12/C).
•
Voor het schoonmaken van de elementen
mogen geen agressieve reinigingsmiddelen
of benzine worden gebruikt.
•
De elementen schoonmaken door ze op een
plat vlak uit te kloppen. Als de elementen erg
vervuild zijn, met zeepsop wassen, daarna
met helder water uitspoelen en aan de lucht
laten drogen.
- 90 -