Functiecontrole
6.2.2 Functiecontrole van de batterij
Om de laadtoestand van de batterij vast te stellen, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer de batterijindicatie:
•
De laadtoestand van de batterij is in orde wanneer de batterijindicatie niet brandt.
•
Wanneer de batterijindicatie elke 6 seconden gaat branden, moet de batterij
vervangen worden.
2. Controleer de indicatie bedrijfsklare toestand:
•
De laadtoestand van de batterij is in orde wanneer de indicatie bedrijfsklare
toestand elke 6 seconden gaat branden.
•
Wanneer de indicatie bedrijfsklare toestand en de batterijindicatie niet elke
6 seconden gaan branden, moet de batterij vervangen worden.
6.2.3 Functiecontrole van het totale systeem
Om de verbinding tussen het VENTIremote alarm en het apparaat te controleren,
gaat u als volgt te werk:
1. Verbind het VENTIremote alarm met het apparaat
van het apparaat", pagina
2. Schakel het therapieapparaat in en trek dan de netstekker eruit.
Het therapieapparaat en zodoende ook het VENTIremote alarm werken correct
wanneer beide nu een alarm afgeven:
•
VENTIremote alarm functioneert correct wanneer de alarmindicatie (rode LED)
continu brandt en een continu akoestisch signaal klinkt.
•
Het therapieapparaat functioneert correct wanneer de gele LED brandt en een
akoestisch signaal klinkt. In de display verschijnt het alarmvenster "geen
netspanning".
38).
(zie "4.2 Opstellen en aansluiten
|
45
NL