Horizontaal en verticaal nivelleren
2
Draai de transportbeveiliging (2) naar rechts en ontgrendel de pendelvergren-
deling. Nu worden de lasers automatisch uitgelijnd door het pendelsysteem
en de horizontale laser brandt constant. De lasers kunnen afzonderlijk met de
toetsen H en V in- en uitgeschakeld worden. Daarna kunt u horizontaal resp.
verticaal nivelleren.
Wanneer het apparaat te scheef wordt opgesteld (buiten de 2,5
!
graden) knipperen de lasers. Dan moet u het apparaat met de
uitrichtvoeten (6) uitrichten op een vlakkere ondergrond, de libelle (8)
dient daarbij ter ondersteuning.
Laserlijnen positioneren
3
Het bovendeel van het laserapparaat kan voor de grove uitlijning van de laser
op de sokkel draaien. De exacte positionering kan met de fijnafstelling opzij
(3) worden vastgelegd. Dankzij de afstelvoetjes (6) kan het apparaat op
schuine oppervlakken worden geplaatst.
Handontvangermodus
4
Optioneel: Werken met de laserontvanger RX
Gebruik een laserontvanger RX (optioneel) voor het nivelleren op grote
afstanden of in geval van niet meer zichtbare laserlijnen.
Voor werkzaamheden met de laserontvanger schakelt u de lijnlaser met de
toets in de handontvangermodus (10). Nu pulseren de laserlijnen met een
hoge frequentie en de laserlijnen worden donkerder. De laserontvanger RX
kan de laserlijnen dankzij het pulseren registreren.
!
Neem de gebruiksaanwijzing van de dienovereenkomstige
laserontvanger in acht.
22
NL