Apparaat configuratie/technische gegevens
Installatie: voldoende afstand (250 mm) tussen het rekenwerk en mogelijke bronnen
van elektromagnetische storingen • Niet op de aarding van het gebouw aansluiten • Een
droge, goed bereikbare plaats kiezen • Energiespaarstand (display uit)
Individuele externe uitlezing met optionele Plug & Play-modules (M-bus, Impuls)
Montage
Algemene montage-instructies
Omgevingsvoorwaarden in acht nemen!
Kabellengten in acht nemen: Volumemeetdeel: max. 10 m (afgeschermde kabel gebru-
iken), temperatuursensor: max. 10 m.
Rekenwerk aan een wand bevestigen
Het rekenwerk met het bijgevoegde bevestigingsmateriaal aan de wand monteren.
Inbouw van de temperatuursensor
!
De temperatuursensoren mogen alleen worden gemonteerd zoals ze worden
geleverd. - De kabels mogen niet worden ingekort of verlengd.
Het temperatuursensortype (Pt 500) moet met de gegevens op het typeplaatje van het
rekenwerk overeenstemmen.
De temperatuursensorkabels niet in de buurt (min. 300 mm) van kabelkokers of -kanalen
plaatsen.
De temperatuursensoren kunnen in speciale kogelkranen of voor dit sensortype vrijge-
geven dompelbuizen worden gemonteerd. - Nationale richtlijnen in acht nemen.
Let op de symmetrische inbouw van de temperatuursensor.
Montage direct onderdompelend
Inbouwplaats van de sensor drukvrij maken
1
2
Afsluitplug uit de speciale kogelkraan schroeven.
Bijgevoegde O-ring op de montagepin plaatsen. Slechts één O-ring gebruiken.
3
Bij de vervanging van de sensor moet de oude O-ring worden vervangen door een
nieuwe.
O-ring met de montagepin draaiend in de boring van de afsluitplug schuiven.
4
O-ring met het andere uiteinde van de montagepin definitief positioneren.
5
De montagepin met het buiseinde tot aan de aanslag over de temperatuursensor
6
plaatsen.
7
Bevestigingsschroef (kunststofmoer of messing adapter) op de temperatuursensor
plaatsen en bevestigen.
Montagepin van temperatuursensor aftrekken.
8
De temperatuursensor in de kogelkraan plaatsen en de messing schroeven met de
9
hand aandraaien.
50
NL