NL
We raden aan om in het begin de
begrenzingskabel (6) af te steken
met de haken (7), zodat u later nog
correcties kunt aanbrengen.
•
De maaiveld moet als één gesloten
gebied worden afgebakend (zie af-
beelding
j
).
•
Parallel lopende begrenzingskabels
met een afstand van minstens 10 cm
worden door de robotmaaier als hin-
dernis herkend en omzeild (zie afbeel-
ding
k
).
•
Parallel lopende begrenzingskabels
met een afstand van 5 mm of minder
worden door de robotmaaier niet als
hindernis herkend, zodat hij erover
rijdt.
•
Leg de begrenzingskabel niet in hoe-
ken van 90°. Deel hoeken op in twee
hoeken van 45° (zie afbeelding
•
De sensor van de robotmaaier kan
stationaire en vaste hindernissen (mu-
ren, tuinmeubels enz.) die groter dan
100 mm zijn herkennen en omzeilen.
Bescherm gevoelige hindernissen (bv.
bloemperken) op het maaiveld met
behulp van de begrenzingskabel (6).
•
Bewaar tussen afgebakende hinder-
nissen een minimumafstand van 1 m.
Die hindernissen waartussen deze
minimumafstand niet kan worden aan-
gehouden, moeten als één hindernis
worden afgebakend (zie afbeelding
k
).
Zorg ervoor dat de begrenzingska-
bel (6) zich nergens kruist. Dat kan
namelijk leiden tot storingen en
stilvallen van de robotmaaier.
102
Bomen
De robotmaaier herkent bomen als nor-
male hindernis. Toch kunnen vooruitste-
kende wortels leiden tot schade aan de
onderkant/de messen (26) van de robot-
maaier.
Daarom raden we aan om bomen extra af
te bakenen met de begrenzingskabel (6).
Stenen
•
Verwijder kleine stenen (kleiner dan
100 mm) uit het maaiveld. Het kan tot
schade aan het apparaat en aan de
messen (26) komen.
•
De robotmaaier herkent stenen (groter
dan 100 mm) als normale hindernis.
We raden aan om stenen extra af te
bakenen met behulp van de begren-
l
).
zingskabel (6).
Hellingen/dalingen
De robotmaaier kan hellingen van max.
20° (35%) oprijden.
De begrenzingskabel mag echter niet
over hellingen van meer dan 20° en da-
lingen van meer dan 10° (17%) worden
gelegd.
Zorg ervoor dat u tussen de be-
grenzingskabel (6) en een hinder-
nis op een helling een afstand van
minstens 30 cm en op een daling
een afstand van minstens 40 cm
bewaart.
Vijvers/zwembaden
Vijvers en zwembaden moeten indien
mogelijk door de begrenzingskabel (6)
worden afgebakend of moeten zo ge-