1
Ring
2
Houder
3
Aan/Uit-keuzeschakelaar
4
Aansluitkabel met stekker
1. Haal de afzonderlijke onderdelen uit de ver-
pakking.
2. Controleer, dat de afzonderlijke onderdelen
volledig (zie „2.3 Inhoud" op pagina 49) en
N
onbeschadigd zijn.
L
5.1 Bedrijfsmodus selecteren, in-
en uitschakelen
U moet instellen, of het apparaat aangesloten
moet worden op het stroomnet 220-240 V of op
het 12 V boordnet van het voertuig:
1. Om het apparaat via het stroomnet
te gebruiken, schuif de schakelaar 3
op het symbool hiernaast.
2. Om het apparaat via het boordnet
van het voertuig te gebruiken, schuif
de schakelaar 3 op het symbool
hiernaast.
Aanwijzingen:
– Vooral nieuwere auto's beschikken over een
standaard
voor de veiligheid van de ingebouwde
3. Aanduiding van de onderdelen
/
4. Uitpakking en inrichting
onderspanningsbescherming
5
Autokabel
6
Lichtring
/OFF
7
Startknop
8
Flessenwarmer
3. Reinig het apparaat voor het eerste gebruik
(zie „6. Reinigen en bewaring" op pagina 53).
4. Zet het apparaat stabiel neer op een vast,
effen, antislip en hittebestendig oppervlak.
5. Gebruik
elektronische
voertuig.
acculooptijden en voortijdig afbreken van de
verwarming
apparaat dan bij draaiende motor gebruikt
worden.
– Laat de motor van het voertuig nooit in
gesloten ruimtes draaien (bijv. in garages,
ondergrondse parkeergarages, etc.).
– Gebruik het apparaat alleen bij stilstaand
voertuig.
3. Om het apparaat uit te scha-
kelen, schuif de schakelaar 3
in de stand "OFF".
50
(afbeelding E)
componenten
Daardoor
kunnen
ontstaan.
Evt.
moet
van
het
er
korte
het