V10946
Snijbranders
Voer de aansluiting van de apparatuur op exact dezelfde manier uit als
beschreven voor lasapparatuur, maar onthoud de volgende punten.
Deze
instructies
hebben
mengmondstukken, aangezien dit het modernste type is.
1.
Koppel het snijmondstuk met de juiste afmeting op de brander.
2.
Open de afsluiters op de cilinders met behulp van de
cilindersleutel om beide slangen leeg te blazen.
3.
Stel de werkdruk voor de zuurstof in op de drukregelaar terwijl de
zuurstof door de afsluiter op de snijbrander, en vandaar door het
mondstuk naar buiten stroomt.
4.
Sluit alle afsluiters op de schacht (hendel).
5.
Sluit de zuurstofafsluiter op het snijhulpstuk.
6.
Open de zuurstofafsluiter op de hendel volledig.
7.
Open de brandstofgasafsluiter geleidelijk en ontsteek het gas.
8.
Stel de brandstofgasafsluiter zodanig in dat de vlam niet meer
rookt.
9.
Open de zuurstofafsluiter op het snijhulpstuk geleidelijk.
10. Stel de zuurstofafsluiter op het snijhulpstuk zodanig in dat een
neutrale vlam ontstaat.
11. Druk de hendel voor de snijzuurstof in en stel de regelaar voor het
verhittingsgas opnieuw in om een neutrale vlam te krijgen.
12. Druk de hendel voor de snijzuurstof in en de snijder is klaar voor
gebruik.
Afsluitprocedure
Lasbrander
1.
Sluit de toevoer van het brandstofgas af met behulp van de
regelafsluiter op de brander.
2.
Sluit de zuurstoftoevoer af met behulp van de regelafsluiter op de
brander.
3.
Sluit de afsluiters op de cilinders.
4.
Open en sluit de afsluiters op de brander één voor één om de druk
in de slangen op te heffen, dat wil zeggen, open de
zuurstofafsluiter en sluit deze weer, en open vervolgens de
brandstofgasafsluiter en sluit deze weer.
5.
Schroef
de
drukregelschroeven
acetyleendrukregelaars los om de druk op de veren in de
drukregelaars op te heffen.
Snijbrander
1.
Sluit de afsluiter voor de snijzuurstof.
2.
Sluit de afsluiters voor het brandstofgas en de verhittingszuurstof.
3.
Sluit de afsluiters op de cilinders.
4.
Open en sluit de afsluiters voor zuurstof en brandstofgas op de
snijder één voor één om de druk in de slangen op te heffen.
5.
Schroef
de
drukregelschroeven
acetyleendrukregelaars los om de druk op de veren in de
drukregelaars op te heffen.
Belangrijke informatie
Het is van buitengewoon belang de eerder gegeven instructies
nogmaals te benadrukken, dat voor het opnieuw ontsteken van de las-
of snijbrander, de slangen leeggeblazen moeten worden om de toevoer
van voldoende pure zuurstof en brandstofgas te garanderen.
Een terugslag kan optreden in diverse omstandigheden, zoals defecte
a p p a r a t u u r, onjuiste gasdruk, onjuiste ontstekingsprocedure of
onzorgvuldig hanteren van de gebruikte brander, bijvoorbeeld door het
mondstuk tegen het werkobject te laten komen, waardoor het uiteinde
van het mondstuk oververhit raakt, of door te werken met een
loszittend mondstuk.
Lasgegevens
TOT
Materiaaldikte M.S.
Topnummer
Zuurstofdruk P.S.I.
Acetyleendruk P.S.I.
Gasverbruik ft_/uur
Mondstukmaat
Zuurstofdruk P.S.I.
Acetyleendruk P.S.I.
14
betrekking
op
snijbranders
op
de
zuurstof-
op
de
zuurstof-
S.W.G.
20
18
14
1
2
3
2
2
2
2
2
2
1
2
3
VLAMREINIGINGSGEGEVENS
2" Plat
8
7
Gewoonlijk wordt de terugslag afgevangen bij de injecteur, bij gebruik
van lagedrukapparatuur, of bij de bron waar de gassen worden
vermengd, bijvoorbeeld de kop van de snijbrander, en als onmiddellijk
actie wordt ondernomen door eerst de zuurstofafsluiter en vervolgens
met
de brandstofgasafsluiter af te sluiten, zal geen schade optreden en kan
de brander weer ontstoken worden zodra de oorzaak van de
problemen is verholpen.
In sommige gevallen kan de terugslag verdergaan dan de toorts, en
doorslaan naar de zuurstofslang of brandstofgas slang. De gevolgen
van een dergelijke vuurterugslag zijn ernstiger, in de zin dat deze kan
resulteren in onmiddellijke beschadiging van de slangen en
drukregelaars. In extreme gevallen is zelfs verwonding van de
bedieningsman mogelijk. Mogelijke uiterlijke tekenen van een terugslag
zijn een schril of sissend geluid, vonken uit het mondstuk, zware zwarte
rook, of het heet worden van de handgreep van de brander. Als de vlam
ver genoeg terugslaat kan deze zelfs door de slang breken.
Beide vormen van terugslag kunnen worden vermeden door het volgen
van de aanbevolen procedures voor de apparatuur.
Uit onderzoek is gebleken dat zulke voorvallen zich vaak voordoen als
gevolg van routinevorming die uiteindelijk leidt tot het veronachtzamen
van alledaagse voorzorgsmaatregelen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat
niet de juiste drukinstellingen op de drukregelaar worden gebruikt bij
het ontsteken van de brander, of het kan zijn dat geprobeerd wordt de
brander te ontsteken voor de stroom van het brandstofgas goed op
gang is gekomen.
Als de vlam uitschiet terwijl de brander in gebruik is, komt dit doordat
a. De druk en/of gasstroom incorrect op de drukregelaar zijn
ingesteld - te hoog of te laag.
b. Het mondstuk is geblokkeerd.
c.
Het mondstuk te dicht bij het object wordt gehouden.
d.
Het mondstuk oververhit is geraakt.
Sluit als een van de bovenstaande situaties zich voordoet de afsluiters
op de brander volledig. Controleer de instelling van de drukregelaar en
de cilinderdruk. Ontsteek de brander opnieuw, volgens de juiste
werkwijze. In geval van 'd', sluit de acetyleenafsluiter, draai de
zuurstofstroom terug tot een klein straaltje, en doop het mondstuk en
en
de kop van de brander in koud water.
Terugslagklep op de slang
De terugslagklep op de slang is een bescherming die zelfstandig zijn
werk doet, zonder dat de bedieningsman er aandacht aan hoeft te
schenken. Deze afsluiter is in principe een terugslagklep om terugslag
en het terugstromen van gassen te voorkomen. De afsluiter moet altijd
worden aangesloten op de inlaatverbindingen van de brander.
Terugslagafvanger voor de drukregelaar en
pijplijn
en
De RS-terugslagafvanger is een apparaat dat wordt aangesloten op de
uitlaat van een drukregelaar of verdeelstuk. Het apparaat bevat:
Een terugslagklep (om het terugstromen van gassen te
voorkomen).
Een vuurterugslagdover.
Een thermisch geactiveerde inrichting voor het afsluiten van de
brandstofgastoevoer.
De terugslagklep voorkomt dat gas in de verkeerde richting gaat
stromen, dat wil zeggen van de toorts naar de gasbron.
De terugslagdover stop en dooft een vuurterugslag.
De inrichting voor het afsluiten van de brandstofgastoevoer
onderbreekt de toevoer van nieuw gas naar de toorts op het moment
dat deze door een externe warmtebron wordt geactiveerd.
1 /
5 /
3 /
12
8
32
16
5
7
10
13
2
2
3
3
2
2
3
3
5
7
10
13
3" Plat
4" Plat
10
8
INCHES
1/
5 /
3 /
1 /
4
16
8
2
18
25
35
45
3
4
4
5
3
4
4
5
18
25
35
45
6" Plat
10
12
10
12
3 /
1
1
4
55
70
90
5
6
7
5
6
7
55
70
90
Rond
18
12