Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecontro-
leerd te worden en bij eventuele gebreken
dient het transportbedrijf en de verzeke-
ringsmaatschappij hiervan schriftelijk op de
hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeen-
komstig de door de gemeente
vastgelegde milieuvoorschriften
afgevoerd te worden.
Bevat gefluoreerd gas broeikaseffect dat
onder het Protocol van Kyoto valt
Voor het type gas en de hoeveelheid per
systeem zie het typeplaatje GWP (Global
Warming Potential): 2088.
Binnenunits
Plaats
Het toestel bij voorkeur dicht bij een buiten-
muur geplaatst te worden om het installeren
en de afvoer te vergemakkelijken. (Fig.1).
Plafondbevestiging van de bin-
nenunit EUKC
Het toestel is voorzien van 4 steunen waar-
mee het middels vier tapbouten (Fig.3) di-
rect tegen het plafond bevestigd kan worden
(zie bijbehorende algemene afmetingen). Bij
het bevestigen dient het toestel volledig ho-
rizontaal gehouden te worden of iets schuin
aflopend naar de afvoer toe om mogelijk
druppelen van condenswater te vermijden
(een waterpas gebruiken).
Waarschuwing
Het is belangrijk veel zorg te beste-
den aan de steun van het toestel
tegen het plafond. Let erop dat het
plafond stevig genoeg is om het gewicht van
het toestel te kunnen dragen.
Alvorens het toestel op te hangen, con-
troleren of elke gemonteerde bout goed
vast zit.
Luchtkanalen van de binnen-
unit
1.- De kanalen aansluiten en deze met be-
hulp van een flexibele slang, bij voorkeur
van een niet-brandbaar materiaal, isole-
ren teneinde contacttrillingen afkomstig
van het apparaat zelf tegen te gaan.
Indien de kanalen uit buigzaam materi-
aal vervaardigd zijn, zullen deze geen
trillingen overdragen.
2.- Geadviseerd wordt om bij elke vertak-
king van het uitblaaskanaal een inspec-
tiegat aan te brengen om het systeem
correct uit te kunnen balanceren.
3.- Ervoor zorgen dat de unit goed toe-
gankelijk is voor schoonmaakwerk-
zaamheden en het vervangen van de
luchtfilters.
Afvoeraansluiting
(Fig. 4, 5)
Op de binnenunit dient een afvoerleiding
voor het condenswater aangesloten te
worden
De afvoerleiding met een sifon instal-
leren. Een minimal niveauverschil van 25
mm aanhouden tussen de hoogte van de
aansluiting van het apparaat en de leiding
achter de sifon.
Er dient een toegang gemaakt te worden om
aan het begin van ieder seizoen de sifon met
water te vullen. De afvoerleiding dient met
een minimale afschot van 2 cm per meter
gelegd te worden.
Het legen van de afvoerleiding kan een
hoogteverschil bereiken tussen de afvoeruit-
laat van het toestel en het hoogste punt van
1,1 m, alleen bij de modellen EUKC - 26, 34,
42 en 60 FT. De overige modellen zijn niet
uitgerust met een condenswaterpomp.
Isoleren van de afvoerleiding
De afvoerleiding dient geïsoleerd te worden
om schade aan de woning door het condens-
water te voorkomen (Fig.6).
Aansluiting van de toestel-
len
Aansluiting van de toestellen
Na het uitvoeren van de montagewerk-
zaamheden dient het koelcircuit bij de split-
systeem toestellen volledig afgedicht te zijn
om lekkages te voorkomen.
Hierdoor kunnen de optimale prestaties bij
een minimaal verbruik verkregen worden
terwijl tevens ernstige storingen in het toe-
stel vermeden worden. Daarnaast is het een
milieubewuste voorzorgsmaatregel.
Elektrische installatie
Elektrische aansluitingen
In elk geval dienen de geldende landelijke
voorschriften in acht genomen te worden.
Elke airconditioner wordt met een schakel-
kast geleverd die op de spanning aangeslo-
ten wordt door middel van een hoofdscha-
kelaar met zekeringen of een automatische
schakelaar. Het verwarmingselement, indien
aanwezig, dient gemonteerd te worden met
een netspanningleiding en schakelaars die
onafhankelijk van de voedingsspanning van
de airconditioner zijn.
Losse kabels kunnen tot storingen in de
werking van het toestel en oververhitting bij
de aansluitklemmen leiden. Bovendien kan
er brandgevaar bestaan. Let er dus op dat
alle kabels goed vast zitten. Sluit het toestel
niet op de stroom aan en stel het niet in
bedrijf alvorens de buizen aangesloten en
NL
elektrische aansluitingen gemaakt zijn.
Zorg ervoor dat de elektrische voeding bij
de units goed aangesloten is zoals in de
schakelschema's te zien is.
Alvorens het installeren als
beëindigd te beschouwen
Controleren of:
- De spanning altijd tussen 198
- 254 V ligt bij de modellen met
230V en 342-436 bij de model-
len met 400V.
- De doorsnede van de netspan-
ningkabels minimaal over-
eenkomt met de aanbevolen
doorsnede
- De afvoer van het condenswater
optimaal werkt en er geen lek-
ken in het watercircuit zijn.
- De gebruiker aanwijzingen
omtrent de bediening heeft
gekregen.
- De gebruiker ingelicht is omtrent
de noodzaak van het regelmatig
reinigen van het luchtfilter.
- De garantiekaart ingevuld is.
- Men aanwijzingen gegeven
heeft omtrent het onderhoud
of dat er een servicecontract
afgesloten is.
Let op: het toestel is met af-
standsbediening uitgerust en
kan mogelijk ingeschakeld wor-
den. De netspanning dient twee
minuten voordat men het toe-
stel openmaakt, uitgeschakeld
te worden zodat ieder contact
met de draaiende turbine van
de ventilator uitgesloten is.
Let op: de hete oppervlakken
niet aanraken.
Let op: mogelijke gaslekkage
door een oneigenlijke hande-
ling.
25